zondag 12 juli 2015

abdullah ibrahim en charles lloyd

Het Vijay Iyer Trio is nog bezig als ik een roze polsband omkrijg, die ik later verwoed van m'n pols probeer te krijgen, en over het terrein van Gent Jazz naar de tent slenter, waar ik aanvankelijk geen bekenden aantref. De hoofdredacteur had me verteld dat hij zin had om naar het meest noordelijke punt van Grimsey te stappen, waarvoor hij eerst wel naar Ijsland te vliegen had, Grimsey waar geen bomen zijn, wel mos en gras en kliffen en zeevogels die boven het ruige eiland hangen, en van de elf uit marmer vervaardigde schaakborden die een miljonair eind negentiende eeuw aan de eilandbewoners gaf, waar hij het toen bijzonder royale bedrag van zestienduizend dollar bovenop deed, eentje dat zich in een gebouwtje dat ze als museum inrichtten bevinden zou. Die schattebol van dat editeurtje van me loop ik evenmin tegen het lijf, hij zal wel wat anders te doen hebben, wat ongetwijfeld op een meer spitsvondige en precieze manier in de beleidsnota van wat vandaag te bieden had kunnen hebben opgenomen werd, of zit pruimtabak te kauwen, of heeft alle resterende exemplaren van Anoniem met hardlijm aan elkaar geplakt toen hij opeens besefte dat het er meer waren dan ze gedrukt hadden. Aan een van de tafeltjes, vlak bij de bron van bier en frisdrank, tref ik Geert aan, die dit jaar voor het eerst geen tekeningen van het festival maakt. Ik loop Leus tegen het lijf, die voor het eerst sinds hij er terechtkwam opmerkt dat hij genoeg heeft van Oostende. In het boek meer veranderingen dan wie ook had kunnen bedenken.
Dit keer zijn de plaatsen genummerd. Ik heb rij 41, zitplaats 38. Het doet me denken aan oude en om een andere reden vergeten dingen. Rij 41 is helemaal achterin, het is een van de goedkoopste. Boven de rij bevindt zicht een platform. Links van het platform eindigt rij 41 met nummer 37, rechts van het platform begint het met nummer 45. De zitplaats waarvoor ik betaald had, bestaat niet. Aan een tiener met het woord CREW op de strakke kaken van een rood t-shirt leg ik uit dat ik in rij 41 thuishoor, waar geen zitplaats met nummer 38 is. Als terzijde voeg ik toe dat zitplaatsen 45 en 37 niet bepaald ideaal zijn en dat ik, toen ik het ticket kocht, niet om een zitplaats verzocht had. Ik beland in de VIP-ruimte, een platform achterin de tent. De set met Abdullah Ibrahim stak tien minuten eerder van wal.
Ibrahim heb ik live voor het eerst in Màlaga meegemaakt, in 2000, in Teatro Cervantes, een fabelachtig strakke set met het materiaal van Cape Town Flowers. Ik had z'n muziek eind jaren tachtig leren kennen tijdens een rit naar Angoulème. Het huidige trio, met een cellist, of bassist, en met een fluiticus, wijkt niet af van wat ik weet. De toets van Ibrahim is sonoor en breed.
Het concert begint met een medley. Abdullah zit aan de piano en tovert de oude dingen, de songlines van Afrika.
Na de intro is er een minutenlang aangehouden galop van fluiticus en bass. Het concert is zangerig, melodieus, met cello, fluit en piano in wisselende hoeveelheden. De piano voegt toe aan het syncopische patroon. Er is een mooie wisseling van ritmes en vloeiing.

foto: Abdullah Ibrahim, Noah Jackson en Cleave Guyton, het Mukashi Trio, net na het concert.

Minpunt: het handklapgrage publiek, lui die geen weet hebben van het jazzasme. Ze klappen voor het vertoon van de fluiticus, alsof hij het daarom deed. Er is een mooi moment, Abdullah die na weer zo'n opflakkering van onzinnig handgeklap oogluikend omkijkt naar het handklapgrage publiek, met een blik van ach daar zijn jullie weer. Het ontkent de muziek, dat handpklapgrage publiek, het ontkent de facto dat waar het om gaat en waar het geen weet van heeft. En, vooral, het wil vooral niet dat het zelf zonder haring en mossel zit. Met een publieke terechtstelling hadden ze net zo goed geapplaudiseerd.

Tijdens de pauze drentel ik over het terrein, bestel een biertje, loop Nicolas tegen het lijf. Het had geen hoogtepunten, meent hij, wel een lekker hevig Afrikaans gevoel. Het had inderdaad geen ander hoogtepunt dan dat lekker hevige gevoel.
Weer in de VIP-ruimte is er eerst de soundcheck



en na die soundcheck gedurende enige tijd niets,





tot iemand het Charles Lloyd Quartet aankondigt, ... mag ik u een warm applaus aanbevelen voor het..., voor het wat, in de tent zat zo goed als niemand. Lloyd gaf aan dat hij niet voor een halfvolle zaal wilde spelen, trok zich terug. Parels in de nacht, het tweede zinsdeel werd een boerse klucht. Ik bleef naar het podium kijken waar uiteindelijk toch weer Lloyd verscheen, met een op Lester Young geïnspireerd hoedje. Ze vlogen er tegenaan. A rato vijf Dostojevski's per minuut en Tsjechov daarbovenop, overigens alleen omdat ze vandaag Tsjechov in aanbieding hadden, met multi-ritmische versnellingen, vertraging, kronkeling, bewegingen die ook uit het voetwerk van Lloyd bleken, die een diep keelgeluid door de tent toeterde, lyrisch, extravert, het hoedje deed me ook echt aan Young en Coltrane denken, ook aan Young, vanwege het hoedje, aan Coltrane omdat de sound van het kwartet toch eerst en vooral aan Coltrane schatplichtig leek, het toornachtige gezwiep, de euforie, het lyrische gekolk.

Geen opmerkingen: