woensdag 22 juli 2015

fragmenten (2)

‘Het is haast een axioma, dat als een verhaal begint met de woorden ‘Er was eens...’ het daarop volgende er juist helemaal niet was en nooit ergens is geweest.’
Willem Frederik Hermans, Eerste zinnen van romans; Mondelinge mededelingen, blz. 64

Er was eens een dagboekschrijver. Met als tweede zin niemand wist wie hij was, of niemand wist wie zij was (al had er dan misschien schrijfster moeten staan), kom ik weliswaar aardig snel uit de startblokken maar als lezer van wat ik schrijf (en in bijna alle gevallen is de auteur de eerste lezer) heb ik weinig ratio aan zo’n tweede zin. Een sprookje begint, golven spoelen over de amper boven de oceaan uitstekende stranden van het onbewoonde eiland, waar de dagboekschrijver aan een klein, uit wrakhout ineengeflanst tafeltje zit onder een tropische zon die z’n kokkel gaar kookt. Met de schrijfmachine heeft zij het voor hem tot dan belangrijkste instrument van de twintigste eeuw uit de schipbreuk weten te redden, zonder papier evenwel is hij er weinig mee. Het had een reden gehad, beseft zij, dat zelfs bewoonde eilandjes in de grote oceaan geen literatuur van betekenis voortgebracht hebben.
Hij kleedt zich uit, ligt naakt op het strand van het onbewoonde eiland, ver op zee is de vlucht van een kreeftskeerkringvogel. Golven rollen over het strandje. De eerste zin van een moment.

Geen opmerkingen: