'Uw opvoeding zal hieruit bestaan,' zei de onthoofde, 'dat u verteld zal worden dat ge niet deugt, en ge zult opgroeien voor galg en rad.'
'Is dat alles, opa,' vraagt de jongen.
'Nee.' De overledene was de kamer binnen gekomen zonder aan te kloppen. De jongen had niets gehoord. Hij liet de kamerdeur wel vaker op een kier. Op het eerste woonde toch al niemand, waardoor het huis op een romp zonder ledematen leek.
Hij schreef in een schriftje, hield notities bij. In het keukentje, schrijft hij, heb ik een negerin aangetroffen die graatmager is en holle ogen heeft. Op het plein doolt een Spanjaard. Luis heet hij. Luis is door zijn vrouw in de steek gelaten en verbleef heel even in de keuken nadat de negerin op een dag spoorloos verdwenen was.
De Spanjaard, een Madrileen, is een stugge jongen die met tegenzin antwoordt als ik vraag wat hij doet. Hij kon de keuken gebruiken, maar om een of andere reden was hij er nooit.
De man die de kamer binnen gekomen was, droeg een kraaknet pak dat naar urine stonk. Hij had z'n hoofd niet kunnen vinden, zei hij. Misschien was een van de andere gevangenen er mee aan de haal gegaan.
maandag 24 juli 2017
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten