sex met planten
- Rudbeckia!
- Ja meneer.
- De bloemen.
- Ja meneer.
Nee-ee, hoeveel.
- Nou... euh... vijf.
Vijf?
- Twaalf.
Leer tellen.
- Ja meneer.
En als ik zeg leer tellen dan leer je tellen.
- Ja meneer.
Hoeveel bloemen?
- Acht.
Acht? Jezuschristus. En hoeveel hadden het er geweest moeten zijn? Honderd, een miljoen, tien?
- Nou... ja en nee.
Gaan we filosofisch doen, Rud.
- Nee meneer.
Omdat dit, dat. Hiervoor, daarvoor, daarom, hop, hela, wacht even, hoezo. Gaan we filosofisch doen?
- Nee meneer.
Hah. Meer zei ik niet. Strakke hemel, Rud acht bloemen, gegil god weet om wat voor reden, een van de buren heeft kippen. Ik heb me al wel eens afgevraagd hoe 't met die kippen zit. Cool. Twee drie kippen. Kakelen ze? Ja hoor, ze kakelen. Trouwens, luister eens hier, wat vraag je? Of ze kakelen. Heb jij filosofie gestudeerd?
Dat negeert ze. Geen katten gezien, zegt ze.
Wie, ik?
Vandaag bedoel ik, zegt ze.
Nee, katten, geen katten.
- Ja toch, die witte.
Ja precies.
Tattepetat heet ie. Perzisch.
Zij, kirrend en tot op zekere hoogte goedgelovig en altijd precies.
Ik knor. Wat, hallo, kluif, of zal ik blaffen, geen morzel vet, dus doe ik blaffend. Wit hebben ze niet, zeg ik.
- Nee ik bedoel met die vlekken, zegt Rud. Foon! roep ik. Afkortende wijs van ik telefoneer. Volledig Nederlands, tegenwoordig, wie spreekt het nog. Aan de tolofeen meneer die, daarom, een dametje, om die reden, meneer zo, en wel omdat hij het in vanzelfsprekende zin daarover wil hebben, ach, en die sympathieke mevrouw, ach hoe heet ze ook weer, van Brussel, en Michel natuurlijk die altijd Michel zegt, sympathiek.
En dan onderbreekt Rud me, acht gele bloemhoofdjes heeft ze, in werkelijkheid elf, drie zijn spoorloos verdwenen.
Met die vlekken? vraagt ze op geheimzinnige wijze, alsof ze 't niet eens vervelend vindt dat ik haar vraag niet begrijp en om weer een andere reden niet beantwoorden zal.
Goh, die is weg, zeg ik.
- En dat gore gejank!
Hond, hond, da's een hond, roep ik.
- Met die gore ---! Daar. Het muurtje. Springt dan daar, oei hoor, dan hier, oei oei, dan daar weer. Af, oei oei oei, af, op, in, uit, oei oei.
Die witte? Je bedoelt de witte met het grijze kopje, grijs aan een kant, wit aan de andere kant? Da's van de dikke jongen op 41 of van de dikkerd op 43 of van het dikkerdje op 45, of misschien van Fappeldepap, zo dik is 't ie, Fappeldepap op 47 of van die lompe geit op 49, dat zou kunnen.
- Komen ze hier, zo, hier, doen ze dit, dat, zo, daar, hier, daar.
Maar voor de rest heb je 't naar je zin.
- Ja, meneer.
Grond niet een beetje te zanderig?
- Zanderig? Hoh hoh hoh. Zanderig! Zanderig meneer.
Ja, kijk, euh, zanderig, ja, dat bedoel ik: zanderig.
dinsdag 11 augustus 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten