zaterdag 1 augustus 2009

zaterdag 1 augustus

Wit, pluizig hemellichaampje... Een ternauwernood waarneembare luchtstroom tilt het op. Het verdwijnt in het loof van een hoge boom achterin de belendende tuin.
Vlakbij de keukendeur is een van de katten druk in de weer. Wild, onbeheerst kattengeluk waar je als buitenstaander niet zo gauw deelgenoot van worden kan. Ze ving een vlieg, plaatst een poot op het insekt, haalt de poot weg. 't Beweegt nog! De kat slaat met haar poot, raakt het insekt, meedogenloos genot, triomf. Zo blijft ze een ogenblik zitten. Triomf uitgeprobeerd. Dan licht ze het pootje, bekijkt de prooi. Geen vlieg kwaad doen, 't staat niet in het kattenboek. Het insekt, amper bekomen van vorige opdoffer, kruipt over het korrelige zand, 't gaat moeizaam, er zit geen fut meer in dat vliesvleugelige driehoekje. Net daar is het de kat om te doen: de weerloze prooi kruipt, een ontsnappingspoging kan je 't overigens niet eens noemen, het insekt is in psychologische zin vermorzeld, is kwijt wat het aan oriëntaties had, trillingen, schakeringen, alles is herleid tot de meedogenloze nabijheid van een kattenpoot. Voor de vlieg ziet het er niet te best uit. Opeens maakt de kat een cardinale fout: terwijl ze het spel volledig onder controle lijkt te hebben, ziet ze op gegeven ogenblik de locatie over het hoofd. De prooi zit pal voor haar lange, witte snorharen en toch ziet ze het vliegje niet zitten. Het vliegje kroop op een zwart keitje. Misschien is 't niet eens een keitje, een morzel verkoold hout. En wat gebeurt: hoewel ze met haar neus vlak op de feiten zit, weet de kat geen onderscheid te maken tussen het zwart van het zwarte vliegje en het zwart van het verkoolde hout, sterker, ze kijkt de verkeerde kant op en weer een ogenblik later trekt een wesp haar aandacht.

'Weet je,' zegt Annelou (ze zit op de achtersteven van een fiets, de fiets is van papa), 'weet je...! Weet je...! Weet je... weet je hoe dat hier heet?' De buurt bedoelt ze.
'Nee,' zeg ik.
'Klein Gent,' zegt ze.

Traag is het besef. Helemaal onbestaand is het niet. Dat met de watersproeier hebben ze begrepen. Dat ze niet op tafel mogen, hoe uitgekookt ook, dat lijkt niet tot ze door te dringen. 't Kost moeite om het allemaal op een rijtje te hebben.

nacht

Lucy leest een boek. Ze trok haar benen in kleermakerszit op het zitje van de barkruk. In een hoek achterin de kroeg leggen ze een kaartje, drie Mahrebijnen. Een vierde racet met z'n scooter over het voetpad. Uit de kroeg lebbert een portie stevige, ouwerwetse rock 'n roll.

Een heftig dispuut met de katten. Op Google tik ik het trefwoord asielcentra in. 'Jij, een kattenman!' had bestuurslid Coene gezegd. Twee, zei ik, alsof 't er niet toe deed, twee. En Coene: twee katten! Goh, twee. Ik hoor het hem zeggen. Of twee niet wat hoog gegrepen was.

Geen opmerkingen: