zondag 8 mei 2011
een weekend te Gent (1)
Het begon met Matthew Barney. Ze hadden Barney uitgekleed, hij liep te hijgen, ze liepen achter hem aan, hij zei laat me met rust. Ze lieten Barney niet met rust, ze begonnen hem nog meer uit te kleden, begonnen ook zelf te hijgen en van de weersomstuit begon Barney achter ze aan te lopen met een pik als een pikhouweel en toen hij daar klaar mee was gingen ze wat anders doen. Nu is die Barney natuurlijk zo'n grote meneer dat ze niet om hem heen konden gaan staan zonder uit het oog te verliezen wat ze deden en terwijl ze dat deden raakten ze ook weer andere dingen kwijt en zo was het met Matthew Barney dus echt een zootje geworden, Marc had drie ledematen ontcijferd, waar hij voorts weinig mee aanvangen kon, en Van Ryssen had het met een van de functionarissen op een akkoordje gegooid, 'ah!', drie ledematen, zeiden ze, waaruit ze afgeleid meenden te hebben dat ze het godverdomme bij het rechte eind hadden gehad, want, zeiden ze, drie is drie en omdat wij het daar eigenlijk wel mee eens waren, gingen ze weer wat anders doen. En toen begon het dus opnieuw. Barney zat achter een van de meiden aan, liep te hijgen in een context die ons om een of andere reden bekend voorkwam. Iemand stapte om een keitje heen. Toen ze zevenentwintig keer om het keitje heen was geraakt, zei ze dat ze zevenentwintig keer om het keitje was gestapt en dat ze 't prachtig vond. Iemand had gezegd dat dat prachtig was en wij waren het er mee eens dat het prachtig was. We hebben elf ledematen op overschot, zei ik. Dat had Marc nageplozen: elf ledematen. Het ging van kwaad naar erger. Prachtig was het. Ik begon tuimelingen te zien die ik nooit eerder waargenomen had. We leven in tuimelingen, zei ik. Iemand was het hiermee eens. We leven niet in tuimelingen, zei ik. Ze was het nog altijd met me eens.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten