Was er iemand? Niemand, nee. Wel is er later een papiertje aangetroffen. De evidentie.
Uit ervaring echter weet ik, berekeningen trouwens hebben dat aangetoond,
dat het catastrofale steeds perfect in overeenstemming is met het aantal doden.
Of je nu een groene of een grijze toon hebt, of van een rivier van welke categorie ook de meest zwarte toon,
jij en ik zouden ze als eersten doden. Kop, munt, alles pertinent. In het salon? Ach, Excellentie,
had ze niet gezegd hoogst persoonlijk aanwezig te willen zijn bij het duel?
Net haar mening had licht kunnen werpen op het verwijt dat het geen stijl heeft.
Wat een zootje, die zogeheten avant-garde, wat een zootje, die postmodernen, et cetera.
Alsof ik zomaar voor de vuist nog iets stommer bedenken kan. J'ai vu un beau Renoir.
Van het een op het andere moment op straat getuimeld, groot lawijt, wat later stuurloos.
Z'n staart naar de verdoemenis. Aan tafel een interventie, voor en tegen, ze roepen, schreeuwen,
uit verre gebieden zijn ze toegestroomd, het gebied siddert, spartelt, cultuurloos, trilt, beeft.
Een lege sokkel, dat is wat ik me herinner, nu ik ongewild opnieuw in die kamer sta.
De herinnering vrat zich in het barre hout. Op de deurklink, op het zichtbare deel, staat
zonder lichtdrukmaal dat zij ooit, daar, later, in die kamer staat, existentie, daar verschijnt.
zondag 6 oktober 2013
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten