Ik sliep. In een droom zag ik hoe Michaël Borremans van het Chicago Art Institute van een niet eerder ontdekt eiland een schilderij cadeau kreeg. Het bleek om het werk van een onbekend meester te gaan, laat zeventiende eeuw, die het dek van een schip geschilderd had.
Ik opende de ogen. In de kamer was vochtig daglicht. Ik kroop uit bed, struikelde over een laptop en de hoes van La voie lactée, trok een jurk en een trui aan en ging een kijkje nemen in de tuin waar zo vroeg op de ochtend alleen een merel bezig was. En de pimpelmees.
Ik nam plaats op de tuinstoel. Het houten ding werd met het huis geleverd. Ik trof het aan in het tuinhok, achterin de tuin. Eerst kwam het op het terras, tussen de lavendelstruiken, nu staat het in het prieel onder een luifel van blauwregen. Ik bekeek de tuin, de blauwregen, de perelaar, de sering met paarse trossen, de border met weelderige aanplant.
Hieropvolgend zat ik op blote knieën in het gras, paardenbloemen uit de grijze bodem rukkend. Toen dat gebeurd was, zag ik meteen waar gele oregano, waar malrove, bonte munt, waar ananusmunt, waar het kurriekruid, waar karwij, waar het citroenkruid, waar venkel en mierikswortel. Elk op een bescheiden plek in het plantsoen.
Op straat trof ik m'n uitgever aan, met een muts op z'n kop. Ze deden een ritje, zei hij. Ook zei ik, herinner ik me, dat ik de gedichten van Els Moors heel erg goed vind.
zaterdag 3 mei 2014
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten