dinsdag 20 december 2016

plekken #14

N°54 Oostende. Het Strand. La Plage. The Beach. Der Strand. [C 25] Grijze postzegel met beeltenis van Koning Boudewijn ter waarde van 1,50 BF, afgestempeld te Oostende. Extra poststempel met de mededeling VERMELD DE POSTNUMMERS. Augustus 1969 [?]. Geadresseerd: Mevr. A. Olivier, Markt 21, Gavere. Vele groeten uit Oostende. Mieke, Marie-Paule, Cécile, Bartje, Claudine, Daniël.
N°46 Abbaye de Maredsous. Fromagerie - Affinage. [1] Lucien had een tripel gedronken en daarna ook nog een halve liter kruidenwijn, en nog een tripel, en was reeds vroeg op de avond duifje beginnen zeggen, wat hij goed komt het uit tegen elk van de paters had kunnen zeggen, novice of niet, maar dit keer had hij het dus op mij gemunt en was hij over de kazen begonnen. Hij had m'n expertise bejubeld en zou de bewijslast ongetwijfeld ook aan iedereen getoond hebben als hij de foto had bij gehad.
Ik neem aan dat het weinig uitmaakte of we de kazen telden of niet. Ik deed het ook alleen maar omdat ik als leek weinig geestelijke arbeid te verrichten had. Ik telde niet alle kazen, wat per karretje toch altijd dezelfde uitkomst gaf, maar alleen die exemplaren die er om een of andere reden uitsprongen, kazen waar iets mee was, die tijdens het rijpingsproces een iets donkerder of net een iets blekere kleur kregen of aan een van de hoeken, want ronde kazen deden we niet, een scheurtje vertoonden. Soms was er ook wel eentje dat wat dikker dan de andere stond of vroeg ik me af welke kaas van al die kazen als eerste en welke als laatste aangesneden zou worden. Los hiervan kwam ik tijdens het werk in de kelder maar zelden tot overwegingen van filosofische aard, niet omdat ik daar van nature weinig mee had maar omdat heel wat praktische beslommeringen in de weg stonden. Het rangschikken en tellen van de kazen nam al mijn aandacht, vooral het tellen en het van vooraf aan beginnen telkens Lucien een dwaze lol bedacht. He, heb je gehoord waar Augustinus, die lul de profeet, gisteren mee afkwam, hinnikte hij, tussen twee partijen verse kaas door. Euh, nee, zei ik. En meteen was ik de tel kwijt. [2] Euclidische ruimte. Hoogtepunt.
In de koelruimte hebben ze sinds eind jaren vijftig alleen de blokkaas, elke kaas 1 kilo. Ik kwam van de coöperatieve, waar een geur van urine en verse melk is. De koeien hadden we niet te melken, daar hadden ze een machine voor. Als het tegenzat, zat ik met een stok achter die rotbeesten aan. De eerste keer hotsten ze zowat elke kant uit die je maar bedenken kon alsof er werkelijk niet één was die door had wat van ze verwacht werd. Euclides en Walter had ik opgegeven. In Canet de Mar - waar ik op het eerste boven de churreria van Pepe woonde, waar Maria Llama voor gezorgd had, Maria die ik een jaar eerder op een camping in de buurt van El Escorial ontmoet had een dag voor we samen het Monumento Nacional de Santa Cruz delle Valle de los Caidos bezochten waar ze haar broer weghalen wilde - had ik twee Syrische hamsters gehad, de oudste en dikste van beide genoemd naar Walter Benjamin, die verlekkerd waren op de Madrileense churros die Pepe bakte en elk een apart hok hadden. Euclides en Walter konden niet mee op het kamertje natuurlijk, Plato en Riemann evenmin, een tegenslag die ik slechts te boven kwam door mij met zenuwslopende precisie op de conservatie van de in duizelingwekkend lange rijen uitgestalde blokkaas toe te leggen en mij in het mysterie van die zuivere constructie te verdiepen, een constructie die verrassend exact aan het Euclidische model beantwoordde en dezelfde aanblik bood als de wijken met woonblokken die ik in Parijs en Madrid gezien had.
Geen van de zeven godsbewijzen, al moet ik toegeven dat ik niet weet hoeveel het er precies zijn, Lucien had er in z'n eentje ongetwijfeld vijftig bedacht kunnen hebben, kon op tegen het simpele apogeum van de naast en boven elkaar gestapelde kazen. Het kosmologische godsbewijs bijvoorbeeld, dat alles een oorzaak hebben moet, waarover schriftgeleerden zich een breuk dachten. Ik was elf, geloof ik, zei ik, die keer toen we elk nog één kaas in te brengen hadden, elke kaasblok net als alle andere kazen exact 1 kilo, en er maar één plekje overgebleven waar we de kaas hadden kunnen plaatsen, en had net met zes van de naar schatting zeven godsbewijzen afgerekend... Hoewel het er ook meer kunnen zijn, merkte Lucien op alsof hij elk aantal, of het godsbewijzen of kazen betrof of wat het ook was wat hij bedoelde of misschien net niet bedoelde, een te verwaarlozen pillerij vond. Euh, ja natuurlijk, gaf ik toe, dat spreekt voor zich, zei ik, het kunnen er meer zijn. Ik ken er honderd uit het blote hoofd, zei hij. Honderd..., zei ik geschrokken. Zo'n wijf waar je lul van afvalt, als dat er niet eentje is weet ik het ook niet, grinnikte hij. Waarmee hij ongetwijfeld zijn Maria bedoelde. Zijn Maria, dat was een blondine uit Menen die een kleine van hem had. Allez vooruit, ge weet toch wat ge gedaan hebt of niet godverdomme. Mijn kosmologie, besloot hij, ik stond met m'n mond vol tanden, om het over die grootspraak te hebben, zei hij, ligt om elke straathoek en alles wat zich tussen twee van zulke straathoeken afspeelt, als het kind dan toch een naam moet hebben, voor beter begrip van uw kaasbibliotheek, dat is de consumptiemaatschappij. Met of zonder godsbewijs. Zakdoek met ingewikkelde, hop, zakdoek zonder ingewikkelde knoop. Paljasserij. Trouwens, zei hij, om het gezeik af te ronden, wie het woord consumptie uitspreken kan zonder z'n tong te breken, hoeft niet eens uit te leggen wat hij ermee bedoeld had kunnen hebben. Het meest bedenkelijke, herinnerde hij zich, hoewel hij het niet toen bedacht kon hebben, toen hij als peuter, op z'n zesde om het precies te hebben, in het filiaal van een supermarktketen over een bak met speelgoedsoldaatjes gebogen stond waarvan de hele voorraad mee te nemen was, was dat elk bewijs voor of tegen - allez jongen, brengt dat gauw terug - er eentje met een hoek af was, en de meest voor de hand liggende conclusie, omdat ik zeg dat het zo is, godverdomme, zoals zijn vader het krachtig had weten te formuleren, bleek thans waardevoller, zoals hij het bij voorkeur formuleerde, dan het meest coherente tegenargument.

Geen opmerkingen: