N°6 Deftinge. Centrum van de gemeente. Uitg. Pastorij, Deftinge. N°6. Er is iets met de dorpskern van Deftinge en het viel me niet meteen te binnen wat het was, tot ik merkte dat ik in het blauwe uitspansel lijnen zag, lijnen die het blauw doorkruisen alsof iemand er met een snijmes bezig is geweest. Op Google Maps ziet het panoramisch in beeld gebrachte hoekje - een kerkstraat overigens, terwijl ze net in Deftinge kerkstraten op overschot hebben, dezelfde vermoed ik die zich in hoeken en bochten om het kleine kerkplein wringt - er opvallend kaler uit dan de jaren zeventig foto, terwijl het huidige straatbeeld, waarin je dankzij Google Maps als een loopse hond van hot naar her over het wegdek hollen kan, een niet in één oogopslag te consumeren hoeveelheid toevoegingen en mutaties toont die het allemaal nog eens zo ingewikkeld maken. Maar hoe had ik die bedrading over het hoofd kunnen zien! Ze was er bij mijn weten altijd geweest en geen dorpsgek had bedacht kunnen hebben dat zonder die bedrading te leven viel. Toch was haar alomtegenwoordigheid me pas echt opgevallen telkens ik over vaak honderden kilometers lange provinciale wegen naar het zuiden reed, waar haar aanwezigheid onontkoombaar werd. Ik herinner me een reisnotitie van Nooteboom. Hij reed naar het zuiden, dat moet midden jaren zestig geweest zijn, en beschreef het landschap als de bladzijden van een Middeleeuws manuscript die een na een openvielen, terwijl ze ook toen al genummerd waren en hoofdstukken hadden. Rechts van de weg stond de mededeling dat Picardië er aan kwam en dan reed je Picardië binnen, of er stond dat je je in de vallei van de Somme bevond, en inderdaad, een ogenblik later passeerde je een waterloop waar ze, hoewel Fransen naar verluidt niet zo'n keurige mensen zijn, voor alle duidelijkheid op een goed waar te nemen bord het woord SOMME aangebracht hadden. Zonder dat bord had je 't misschien niet eens gemerkt of had je gedacht kunnen hebben dat het de Seine was, een 10 voor aardrijkskunde is niet iedereen gegeven. En zo reden we dus inderdaad bladerend naar het zuiden, in een enorme encyclopedie bladerend reden we naar het zuiden, we passeerden de veldslag bij Poitiers, het stadje waar een zekere Clovis een heldendaad verricht had, kastelen en burchten die tot het sprakeloos makende patrimonium van Frankrijk behoorden, niet het stulpje in een of ander gehucht vlak bij de autoroute waar een zekere Dupont, sinds enige tijd weduwnaar, zich met het verzamelen van oude munten bezighield, en het nam geen week voor ik die kastelen en torens als een vergissing begon in te schatten. Tenzij je een eind omreed, kreeg je zo'n kasteel ook meestal lekker niet te zien. De bedrading wel. En het was pas in Frankrijk, geloof ik, dat ik voor het eerst het nut van die overal in het landschap aanwezige bedrading inzag, vooral omdat het allemaal op een drafje georganiseerd leek. Ze hadden haast gemaakt. Ze hadden natuurlijk ook enorme gebieden van telefonie te voorzien. Er was geen plek te bedenken, hoe afgelegen ook, waar ze geen radio, waar ze geen ijskast, waar ze geen televisietoestel, waar ze geen haardroger hadden, waar eind jaren zestig niet in allerijl de artikelen van de voortsnellende beschaving bijgebeend hoorden te worden. Ik herinner me nog zo de dag waarop een keurig in maatpak uitgedost heerschap bij ons aanbelde, in de Tuinstraat in Torhout, en op alles voorbereid er in een handomdraai in slaagde om ons een elektrische fruitpers aan te smeren waar pa, of hij er zin in had of niet, zo een banana shake mee maken kon. Om je een breuk te lachen. Waar de vooruitgang niet allemaal goed voor was.
De overal aanwezige bedrading, wat me in Torhout eigenlijk zelden als zodanig opgevallen was, kreeg in Frankrijk een extra dimensie. De houten palen stonden vaak half in of naast een greppel op korte afstand van elkaar, de bedrading hing door in lange bogen, de palen zelf hielden het niet, zakten weg in het hinterland, heesters, klimop en vreemdsoortige parasieten hadden de naakte stammen veroverd, wat aan het landschap een geruststellende nonchalance gaf. Het gaf ook aan dat die Fransen best wel wat anders te doen hadden dan de hele tijd door toezicht houden op het Euclidische principe van de toen nog bovengrondse bekabeling bedoeld voor telefonie, genoegen namen met het idee dat het zaakje geregeld was, bij voorkeur niet morsten zodra de vin de pays op tafel kwam, hoeveel ze er ook van dronken, dat begon geloof ik reeds voor de eerste gang, en zich evenmin druk maakten over de onvolkomenheden van het cartesiaanse vlak, waar het na verloop van tijd nu eenmaal toch altijd weer op uitdraait. Ik herinner me bedrading gezien te hebben die over een afstand van tientallen kilometers hoog boven de wegrand hing en alleen voor een afgelegen boerderij bedoeld was.
Hiermee zie ik over het hoofd waarover ik het eigenlijk had willen hebben. De foto. De onheilspellende rust van een dorpsstraat die er zo keurig uitziet dat het wel lijkt alsof ze niet alleen de stoep maar ook het wegdek gestofzuigd hebben. Het plankier [wat houten vloer betekent en net zo goed van toepassing was, voor zover ik mij herinner, als voetpad bedoeld werd], de kortgeschoren haag rechts voorin, het dorre gras en de slagschaduwen die een middaguur, witheet zonlicht en een dag aan het begin van de zomervakantie suggereren. In het huis met het rode dak heeft iemand net, in het salon, in de zithoek vlak bij het raam, de telefoonhoorn neergelegd. Draden doorkruisen het azuurblauwe zwerk. Aan de bushalte staat niemand. Op zondag passeert de lijnbus naar Geraardsbergen om het uur. Op de fotograaf na, die wellicht met een technische camera aan de slag ging, is er geen spoor van menselijke bedrijvigheid. Mussen evenmin. Een groepje misschien dat zich op het voetpad en op de parkeerstrook om de fotograaf verzamelde en vriendelijk verzocht werd om uit beeld te blijven. Het rode huis in het epicentrum van de foto, dat door zijn bouwstijl aan de heren van het dorp herinnert, aan een verleden toen het dorp nog niet door stadsbewoners gekoloniseerd werd, met dames in tot de enkels reikende, zwarte jurken, een hond, meisjes in witte jurken en het dorpshoofd in een op maat gemaakt kostuum met hoed en knevel en stropdas. De parochiale blik van het pluimvee, huishoudens die met gesteven boord en vaste hand overeind gehouden werden alsof helemaal nergens in het dorp ook maar het begin van een scheurtje waar te nemen viel.
N°16 Libramont. Grand rue. Editions SMETZ, Bouge-Namur. Imprimerie-Papeterie-Librairie Jacquet. 40, grand rue, Libramont.
N°18 Leuven. Sint-Jozef Heiligdom. Sanctuaire de Saint-Joseph. Geadresseerd: Eerw. H. Pastoor Ghijs G., Desteldonk dorp 26, 9020 Gent Desteldonk. Een postzegel ter waarde van 13 niet nader omschreven eenheden met het curieuze opschrift [midden onderaan] OPERATION ATHENA. Op wat het voorstelt, zit een foutmarge die meerdere volumes van de Encyclopeadia Brittanica vergt. De poststempel is dun aangebracht en suggereert 1977. Alleen de tweede 7, die net naast de gekartelde rechterzijde van de hellend aangebrachte postzegel terecht kwam, is duidelijk zichtbaar. [Zowel de rechts van het trapportaal op het voetpad geparkeerde als de grijsblauwe auto rechts voorin geven aan dat de foto midden of eind jaren zeventig gemaakt werd.] Een tweede stempel, waarbij de postbeambte ongetwijfeld hetzelfde schaars met inkt bevloeide stempelkussen gebruikte, fêteert de paasperiode wat in Leuven in 1977 in het teken stond van internationale folklore.
dinsdag 6 december 2016
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten