Een binnenzintuiglijke gewaarwording: het pertinente besef dat het kopie van 'La Lettre au Nègre', een film van Les Frères Zarakoff, geen deel uitmaakt van het huiselijke areaal. In de geschiedenis van de werkkamer is geen spoor aan te treffen dat wijst of zou kunnen wijzen op de aanwezigheid van het object, de enveloppe, de film.
Eenzelfde gewaarwording had ik eerder met het Indonesische koperen beeldje - het beeldje, dat een hond voorstelt, dateert uit de zeventiende of achttiende eeuw en verbeeldt een godheid. Na Oudburg 31 is er geen spoor van terug te vinden. Andere voorwerpen verdwijnen op een minder pertinente en obscure manier. Gedurende enige tijd maken ze deel uit van het tafelblad, van een kastje of van het raamkozijn, tot ze in een duistere hoek aanbelanden. Met boeken doet zich doorgaans eenzelfde geschiedenis voor, pas gekocht belanden ze voorin de boekenkast. Er zijn boeken die een voorname positie bekleden, andere leiden kort nadat ze aangeschaft werden een meer obscuur bestaan. Als er in gelezen wordt, belanden ze naast het bed of op een stoel of op het tafeltje in de zithoek, oogverblindende juwelen met welluidende namen en markante eerste zinnen. Andere boeken nemen hun tijd om gelezen te worden, ze belanden voorin de boekenkast, fonkelen, en soms krijgt de fonkeling een duistere gloed - het boek voelt de dreiging van een nakende vergetelheid. In mijn boekenkast is het Plateforme van Houellebecq - niet alleen de Franse editie, ook de vertaling. Ulysses van Joyce strandde op 70 bladzijden. In de boekenkast is een bizarre samenhang van orde en wanorde: Perec en Duras hebben zich naast elkaar verzameld, Perec ter linker-, Duras ter rechterzijde in een zwerm van andere boeken, titels van Toussaint, Queneau, Perros. Op de andere planken is het een geharrewar en een herrie van jewelste. De Russen hebben zich verzameld op een plek bovenin. Van de dichters verdwenen er enkele naar het achterplan, een tweede rij boeken die zich achter de eerste bevindt. Eind jaren tachtig bijvoorbeeld bevonden Musil en Nabokov zich voorin, nu moeten ze zich tevreden stellen met duistere uithoeken van de boekenkast.
'La Lettre au Nègre' zou zich in een enveloppe bevinden. De enveloppe is onvindbaar. De enveloppe is niet alleen onvindbaar als object: de geschiedenis van het object ontbreekt. In de werkkamer tref ik helemaal nergens een spoor van het object aan. Hier lag het niet, daar lag het evenmin. Het spoor van de enveloppe eindigt voor de enveloppe deel had kunnen uitmaken van de geschiedenis van mijn werkkamer. Vreemd.
Ik telefoneer Johan De Wilde.
Een juiste beslissing. Johan herinnert zich de enveloppe.
12u. Frank ontfermt zich over de filmprojectie. Pieter De Clercq is bezig in crox4. Johan met de telefonische melding dat hij de film ergens in een of andere uithoek van zijn werkplaats aantrof. Hij steekt de CD-rom binnen zodra hij daar tijd voor heeft.
Een vloer vegen. De gaatjes vullen. Er is bezigheid op overschot. De eerste bezoekers arriveren rond een uur of drie, lang voor het eigenlijke openingsmoment. Philippe is er niet, hij komt later pas, en Johan zei dat hij eerst van plan was om eens in het HISK langs te gaan. Om halfvier nog meer bezoekers, Lu en hoe-heet-ie weer, ik vergeet zijn naam altijd. Het gesprek komt op Voskuil, witte sokjes en een zekere Marc Callewaert die een column had in De Gazet van Antwerpen.
De Tunesische kinderen komen een kijkje nemen. Jammer, jammer, geen Singerfilmpjes vandaag.
De echtgenoot van Lu en de Tunesische kinderen knikkeren op het woonerf. Ze komen straks terug, hebben ze gezegd. Het departementshoofd Boeken en Frederic Geurts betreden het crox-areaal. Hiermee is de film eindelijk terecht, net op tijd. De film is terecht en wordt volgens een aloud ritueel gebruik overhandigd: het cadeautje blijft in de geschenkverpakking en krijgt door de goocheltruuk, een gebaar waarmee het openmaken van de verpakking gedurende enkele seconden vertraagd wordt, een mythische status.
Het departementshoofd Boeken en Geurts bestellen elk een Saison Dupont.
Oolf attendeert me op de goudvinkjes. We openen de website van Frederic Geurts en bekijken enkele van de meer recente prestaties: Zwalm, Voorkamer, Netwerk. Het gesprek neemt een onverwachte wending als het trefwoord salaris te berde wordt gebracht.
Een tweede lading bezoekers treedt aan. Een dame vraagt of Philippe er al is. We verwachten de kunstenaar rond een uur of vijf, zeg ik. De dame kijkt naar een riempje dat ze om haar pols heeft. Anja en Wouter en Lina schuiven mee aan. Anja stelt voor om de boeken te doen. Nog meer bezoekers komen aanstappen, wat te verwachten was. Alberts, Messchendorp & Company wippen binnen met het bijna apathische bericht dat ze autopech hadden. Autopech? Wat heb je je daar bij voor te stellen. In de hall verzamelen enkele van de tenoren van de avond, François Beuckelaers en Philippe Vandenberg, Guillaume die een kinderwagen voor zich uit duwt en een zwartharige jongedame die ongetwijfeld de vriendin van Guillaume is. In het zog van Philippe betreden oude bekenden de croxruimte en in het holst van elk van die namen en personen een betekenis. Een duister heiligdom van betekenis. De aanwezigen verzamelen in een kring om het lege middelpunt van de tentoonstelling. Iemand leidt de spreker van de avond in.
François Beuckelaers leest de Nederlandse versie van ‘La Lettre au Nègre’ voor. Na de performance Guillaume met de mededeling dat de dvd abusievelijk op REP. CHAPTER ingesteld werd, REP. TITLE is beter, het reptiel van de eindeloze herhaling eet dan niet alleen de pootjes en de oortjes maar ook het buikje en de staart. Johan Joos en Patrick Baele hebben zich in een hoek aan de bar genesteld en voeren een eindeloos lang en net zo vaak door derden onderbroken gesprek. Mario De Brabandere, Jan Dheedene (die er woensdag ook al bij was), Frank Bassleer, Véronique en Ingrid, Gerd en Iris. Philippe Tonnard noteert een e-mailadres in het gastenboek.
François Beuckelaers, elegant, een heer, fijnzinnig, een man met het spontane flair van innerlijke jeugd. Hij spreekt de barman aan en vraagt wat de persoon in kwestie zoal doet naast grapjes maken en pintjes schenken. Het gesprek komt op Corot en Manet. François herinnert zich een opmerking van Elias: ‘Elke vierkante millimeter moet onder spanning staan.’
Hans Martens en een gesprek over het Kunstendecreet.
de nachtbrakers
‘I am so broken,’ zingt Björk, ‘my heart is so broken.’ De song figureert op de Spaanse release van Homogenic.
Het gesprek komt op The Sugarcubes en Hitchcock en dat ik niet naar Amerika durf.
‘Dat gij in Amerika binnen zoudt mogen,’ sneert Joos, ‘en wie staat waarborg?’
‘Gij, misschien.’
Joos veert overeind en wurgt Linda. Ignace en Véronique kletsen, Olga en Ljuba zijn ervandoor. Joos is er het hart van in. Wat heb ik nu gedaan, mompelt hij.
‘Als Joos me wurgt,‘ merkt Linda op, die intussen weer bij haar positieven is, ‘moet hij me verkrachten. Zonder heb ik er niets aan.’
Het gesprek komt op de Turkse medemens. Markus Smith betreedt de hifi. ‘The FALL,’ gilt Véronique. ‘The FALL.’ Ik heb daar vijf cd’s van, gilt ze.
Ignace, die altijd blijft hangen, heeft geen idee waarover ze het heeft.
‘Schitterend. De max. ’t Is de max. ’t Is de max gewoon. ’t Is de max,’ gilt Véronique, ‘schitterend.’
De barman trakteert een rondje. Fab en Joos zwijmelen tegen de muur aan in een gesprek dat buitensporige proporties aanneemt. Met Véronique komt het gesprek op Ornette Coleman. Dat ze dat gemist heeft.
‘Je hebt het concert van je leven gemist,’ merkt de barman op.
‘Hij heeft de ruzie van z’n leven gehad,’ zegt Véronique. Haar lief, bedoelt ze. Omdat hij dacht dat het zonder tickets ook wel zou lukken.
‘Ik heb geen besef van tijd, intussen,’ mompelt Joos. Kom jongens, we sluiten de keet, zeg ik.
zondag 30 september 2007
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten