dinsdag 15 januari 2008

dinsdag 15 januari

Ik sla 'Dagboek' van Witold Gombrowicz open op bladzijde 524 en tuimel in volgend fragment: "De pseudo-geleerdheid van de huidige kritiek wordt langzamerhand onverdraaglijk. Dat is de schuld van de school, de middelbare school en de universiteit - hoeveel schade hebben universiteiten niet aangericht doordat ze je wijsmaken dat je de kunst wetenschappelijk kunt benaderen. Hoe catastrofaal is de methode gebleken die erop berust zich uitsluitend met het werk zelf bezig te houden, los van de persoon van de auteur - en op deze abstrahering volgden andere die het werk nog meer van de persoon scheidden, het als een zelfstandig 'object' opvatten, 'objectief' dus, en alles verplaatsen naar het terrein van een valse, kreupele pseudo-mathematica van esthetisch of sociologisch karakter, waarbij tegelijk de deuren werden opengezet voor pedanterie, breedsprakerige analyses en een willekeur die in de mantel van majesteitelijke wetenschappelijke exactheid gekleed gaat."
Tegenwoordig wordt het creatieve proces van binnenuit ten gronde gericht. De pseudo-wetenschappelijke denktrant van een clubje incestueuze intellectuelen heeft de kern van het creatieve proces aangetast en een school kunstenaars voortgebracht die werden opgeleid om over de reden en oorzaak van hun kunstwerken te filosoferen, er onzinnige teksten over te schrijven, troep die niemand lezen wil. In het ene geval omdat het om prietpraat gaat, in een ander geval omdat schrijven nu eenmaal een apart talent is, vaak simpelweg omdat de auteur niets te vertellen heeft. Het is een potsierlijke zinledigheid die van de catalogustekst een apart genre heeft gemaakt, over nogal wat artistieke prestaties valt nu eenmaal niet zoveel te vertellen. Ik heb honderden catalogi onder ogen gehad waarbij de schrijver van het voorwoord zich beter tot het gebruik van een drie- of vierletterwoord had beperkt in plaats van het over de mysterieuze kwaliteiten van de kunstenaar te hebben. Natuurlijk heeft het publiek al wel langer door dat het met dat schrijven over kunst om kletspraatjes gaat. En hoe meer ze er over schrijven hoe minder het voorstelt.

Aan het Belfort zorgt een plotse windvlaag voor hevig tumult. De ijspiste is verdwenen. Ik stap naar het postkantoor en deponeer een aan Joris geadresseerde zending.
In de inbox een mailtje van Dianna, ze is pas terug uit Indiƫ, het boek waaraan ze straks sinds twee jaar bezig is zou zich nog altijd in een virtuele fase bevinden. Ik hou me gedurende enige tijd bezig met twee werkjes, schilderij 844 en schilderij 865. Ook 846 komt heel even op de schildersezel terecht. In zo'n rijhuis heb je tijdens de wintermaanden amper een paar uur proper daglicht.
Er was een mailtje van Ilknur. Maandag 28 kan niet, schreef ze, er is gemeenteraad. Frank laat niets van zich horen. Joris zei dat Nancy het departement Boekhouding neemt.

Kasteellaan 43. Ter linkerzijde is er een woonblok met huisnummers 1 tot en met 41, ter rechterzijde huisnummer 45. Huisnummer 43 ontbreekt. Wie er woont, is onbekend.

Forelstraat 43. Het is het pand waar Gerd woonde, eind jaren negentig. Ik vang bot, de persoon die ik zoek kennen ze niet. Later blijkt dat hij op huisnummer 47 woont. Forelstraat 47.

In Het Gouden Hoofd Ilse en Els. We zitten vlakbij de kachel in de achterste ruimte. Als dagschotel hebben ze vandaag een lamstoofpotje. Het gesprek komt op moedermelk.

Geen opmerkingen: