Anja van Wouter is Teo borstvoeding aan het geven. Boven het aquarium hangen werkjes van Philippe Vandenberg, Rik Soenen en Joop Stoop. In het schemerduister van de kleine keuken hangt nog een werkje van Rik, een van de honderdenelf krielkippen van het op maat van locatie Onderstraat 26 gemaakte instalraam, in mei 2005 was dat, crox 141.
Dana had gebeld. Zij en Joop komen van Brussel waar ze het werk van Philippe Vandenberg opgepikt hadden en zouden over een kwartiertje in Gent zijn, zei ze. Ik staar naar het binnentuintje. Links achterin is de buitenmuur felblauw geschilderd, er hangt een speeltje voor het raam, de uitvergrote en plastieken versie van een spirelli-krul. In de doorgang naar de zitkamer, met het aquarium ter linkerzijde, hangt een tekening van Lina en op het aanrecht ligt een bos kervel.
Teo is verzadigd. Joop en Dana springen binnen, wat later Wouter die van een plek komt waar hij z'n containers kwijt kan, als het wat meezit, en Frederik. Frederik is historicus en heeft wat hijzelf de Nieuwe Tijden noemt als specialiteit. Wouter plaatst een trommel met Chinese Wing Wah koekjes op tafel. Wat zou er gebeurd zijn, vraagt Joop zich af, als Napoleon de slag bij Waterloo gewonnen had. Dat weten we niet. Niet zo heel erg veel anders, meent Dana. Zonder alcohol, stelt Frederik, begonnen ze toen niet aan een veldslag.
Of er historici zijn die zich met de toekomst bezighouden, vraagt iemand. Zo ongeveer elke historicus, meent Frederik.
-Hoe zou het zijn om je toekomst te herinneren?
'Ben je bang voor utopieën?' vraagt Joop.
De Wing Wah koekjes lijken op bitterkoekjes. Op zandkoekjes, meent Joop. In 1995 bracht hij in Wit-Rusland een nachtje in de cel door, ze waren op doortocht en zijn papieren waren daar niet op berekend, 't was een pesterij van de lokale autoriteiten.
Dana en Joop gaan op het atelier van Wouter langs. Ik wandel naar Nieuwland 35 en neem de inbox door.
Parsifal heeft net een eland gekocht en een kaarsenhouder en zwembadblauwe kaarsjes die niet in de kaarsenhouder passen, dat zit hij uit te proberen. Hij stalt de spullen uit op het tafelblad, de eland naast de kaarsenhouder, de kaarsenhouder naast een mandje van namaakporselein, het mandje van namaakporselein naast een voorraad zwembadblauwe kaarsjes, die zich in een glazen koker bevinden. Parsifal zit te wachten tot iemand over de eland begint. De blauwe kaarsjes zijn te smal voor de kaarsenhouder, hij zit het uit te proberen maar ze zijn te smal. Met zijn lange zwarte vacht ziet hij er als Thorgal uit. In een van de plastiekzakken zou iets zitten dat hij straks maar beter in de vrieskast van z'n frigo steken kan. 'Het wordt steeds gekker,' balkt hij, 'Nederland is niet normaal.' Hij is uit Terneuzen, maakt deel uit van de Death Metal scene, is potdoof en zit aan een stuk door te praten. In de dijkstraat, jong, daar heeft hij onlangs wat meegemaakt. Dat was een beruchte straat vroeger, verduidelijkt hij. Nu hebben ze er een woonwijk van gemaakt. Hij is over Polen, Slovenië, Kroatië en Noorwegen bezig geweest. In Noorwegen hebben ze een heel erg levendige Death Metal scene, wat met de lange winteravonden te maken zou hebben. Hij noteert z'n favoriete bands op een papiertje: Death, een Amerikaanse band, Pestilence en Sinister, Sinister met een uit de wol geverfde sound wat, meent Parsifal, met de technische knowhow van het groepje te maken zou hebben. Cynic is trash metal en komt uit Amerika. De ijver van Parsifal is verbazingwekkend, hij kriebelt twee kantjes boordevol namen en dat zonder ook maar het minste vooruitzicht op interesse van mijnentwege. Het verhaal komt op een gozer van 18 die niet op café durft te gaan zonder z'n vuisten klaar te hebben. En z'n kleine broertje is geen haar beter, dreunt Parsifal. Parsifal is 34 en zo goed als doof, van wat de gesprekspartner zegt dringen alleen stukjes en beetjes door. Dat ze Jon met kogels doorzeefd hadden, balkt hij, maar Jon heeft het overleefd. En messteken. Maar ook dat heeft hij overleefd. 'Ik heb hem opgezocht,' preciseert Parsifal, 'hallo Jon, rustig aan, jong, hoe is 't.' Maar die Jon komt het wel weer te boven. Zelf lag hij zopas nog in een parkje van Zelzate een dutje te doen.
Ik til de eland op. Parsifal bekijkt me en begint over Slovenië. Hij is in Slovenië geweest, met z'n mountainbike. 'Dieren herkennen je uit duizenden,' zegt hij, 'ze zien je vanop een afstand.' Later: 'Iedereen heeft z'n eigen problemen.' Thuis heeft ie een schilderijtje. 't Is beschadigd, een gat van iemand die het aan een nagel probeerde op te hangen. Ook de lucht is wat beschadigd, geeft hij toe, maar er zijn ergere dingen. 'Het past bij het behang.' Hij was in dat park in Zelzate, had net een kleinigheid gegeten. 'Hoe zou je,' mijmert hij, 'bij mensen het ontdooien kunnen beschrijven. Uit een roes opwaken. En ik heb geeneens gevraagd wat jij doet.'
'Schrijven,' zeg ik.
Met de mountainbike is hij in Duitsland geweest, in Slovenië, in Kroatië en in Bratislava. In Wallonië fietste hij helemaal tot Eupen. Nieuwjaar viel tegen.
In Slovenië, daar is hij gelukkig geweest, nooit zo gelukkig geweest. Hij had geen doel. Bossen, de lucht, natuur. En op een dag keek hij tegen de hoogste berg van Slovenië aan. Hij had z'n gsm bij, de batterij was op. Niemand kon hem bereiken. In Hongarije had hij dat net zo goed meegemaakt maar daar hebben ze aan elke kerk een kerkklok.
'Is schrijven eenzaamheid?' vraagt hij. 'Het was nieuwjaar en ik heb geen vrouw gekust.'
donderdag 10 januari 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten