Roem tast de hersenen aan. Voor je 't weet ben je in een imbeciel veranderd. Je komt in boekjes en blaadjes en je gaat dingen zeggen die je nooit gezegd zou hebben als je de heisa met rust gelaten had.
Ik stel me voor dat ik op het terras van Fabula Rasa naast een man plaatsneem die er eigenlijk best belabberd uitziet. Ik ken hem niet, ik heb hem wel eens op een fiets gezien. Hij vindt het fijn dat ik naast hem kom zitten. O ja hoor, de plaats is vrij, er zit helemaal niemand. We maken een praatje. Om een of andere reden, wat er niet toe doet, heb ik het over Soutine. Het gesprek komt op schilderkunst. Ik heb niet door dat ik naast een beroemd persoon zit, de beroemde schilder. Ik ken hem niet. Toen ik in Boston was, heb ik in een museum verbluft naar een werk van zijn hand staan kijken. Ik voel geen behoefte om hem beter te leren kennen. Beter dan dat ene schilderij, verder dan de tranen die ik bedwingen moest, had ik toch niet willen gaan. Aan beroemde mensen heb je niets. Maar nee, ik ken de persoon dus helemaal niet, we zitten naast elkaar, genieten van een voorts volstrekt onbelangrijk gesprekje. Dat was toch wel een sympathieke meneer, bedenk ik terwijl ik huiswaarts fiets. Maar dat gebeurt natuurlijk niet want ik heb niet gedroomd, ik heb de kunstenaar herkend, de beroemde schilder. Overweldigd door het beeld van zijn bovennatuurlijke roem heb ik de hele tijd alleen maar aan die roem zitten denken. Er is geen gesprek geweest, de oevers van het gesprek waren zonder zon, z'n roem had zoveel plaats ingenomen dat alleen een smalle strook schaduw bleef en de hele tijd door had ik me zo ongemakkelijk gevoeld dat ik echt niet wist wat ik te zeggen had. De beroemde meneer zou vast over van en alles en nog wat een meer dan voortreffelijke mening hebben. Nee, laat maar.
Roem hoeft niet. Laat het werk maar simpel zijn wat het is. Ik hoef de beroemde meneer niet te kennen om te weten wat zijn werk me doet.
Dag meneert. Roem is een gevaarlijk goedje, meneert.
De sporen in het slijk, van een waterhoen. Met het volle gewicht van tweeduizend eeuwen zak je door het ijs.
De pootjes van de waterhoen, drie tenen, geen gewicht.
dinsdag 19 april 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten