vrijdag 31 augustus 2012

kantelingen




(6) Belle kwam meteen na Alda in het project. Belle wou een film maken. Caroline wist van die plannen. Belle filmde in Brussel, op een verlaten terrein. The Road, titel van de film, toont een 8-vorm. Ze fietst over het terrein, wat je alleen te weten komt als je de film uitkijkt.

(7) Kurt en Dolly gingen een performance doen. Het werd een film die ze in de corridor projecteren, twee keer, op semi-transparante doeken. Net voor hij 's ochtends naar Venetië moet, is Kurt tot middernacht in de corridor bezig. Hij boort een gat, en dan nog een, in het plafond. In beide gaten komt een oogvijs. Hij weet wat het is. Het boren neemt een uur.



(8) In de zaal achterin, waar Lode Vranken een tent van hout bouwde, kwam een glasschildering van Lore Vanelslande. Van Lore is er ook een werk in de zaal voorin.

vlieg

Ik zit op de schijtpot in de badkamer. Regen ritselt in de luchtpijp van de boiler. Ik hoor muziek. Het ostinato in de toevoer van de boiler is onovertroffen. Een vlieg strijkt neer op de rand van de bril. Ze blijft op de brilrand zitten tot ik het deksel tegen het reservoir plaats, tippelt over de rand van het deksel, schuilt aan de achterzijde en komt, een ogenblik later, na een korte tuimeling, op de muur naast de schijtpot.

donderdag 30 augustus 2012

kantelingen



(4) Van Caroline Vincart, naast een reeks kleinere landschapfoto's, foto's die soms zo weinig beeldinformatie hebben dat het vetvlekken lijken, ook twee grote werken. Foto's hieronder. De eerste is het vogelperspectief op een bergmassief tijdens een vlucht van München naar Milaan, de tweede een startbaan van Brussels Airport. Foto boven: een foto uit de reeks kleine foto's. Foto onderin: detail van de vanuit de checkin lobby genomen foto (foto: Iuleta Olits).
Over het tarmac van Brussels Airport zei Caroline dat het een zelfportret is. In de foto is een zelfportret.





(5) Bieke Depuydt ging als eerste aan de slag, begin augustus. Ze ontwierp een muurschildering voor de nis, ruim gemeten, waar Stief tot zomer 2007 z'n atelier had. De muurschildering loopt door tot de zijwand van de zaalhelft voorin. Foto boven: gisteren. Foto onder: vandaag.




woensdag 29 augustus 2012

kantelingen

(1) a. Twee kleisculptuurpuzzels. Foto boven: links Frank Depoorter, rechts Lore Rabaut en stoel met waterpas. Foto onder: detail van de kleipuzzel die Lore maakte, afgewerkt met gele oker.
De miniatuurlandschapjes, of landschaptabletten, fragmenten van een berglandschap, linken rechtstreeks aan het hoofdmotief - een foto die Caroline Vincart vanuit een lijnvlucht van de Alpen maakte - zonder er door beïnvloed te zijn.




b. Van beide schaalmodellen namen ze foto's die op lenshoogte het reliëf registreren, een reeks tweedimensionale curves. Met dat gegeven, en twee kleurkaarten met negen kleuren, gecodeerd, werken ze in situ op een van de muren een partituur uit die door Kristof Roseeuw uitgevoerd zal worden.





(2) Foto boven: Alda en Caroline pakken foto's uit in de zaal met de nomadische tentsculptuur van Lode Vranken. Lode, die schrijven wou en ideeën uitwerken, en om die reden een oblonge tafel aan de sculptuur toevoegde, bouwde het ding als een mogelijk onderkomen voor de geplande concerten.

Foto's onder: Alda. Het begin van de presentatie in de zaal voorin. Foto 1: de foto aan de muur hangt net zo hoog als Alda met de vingertoppen kan. Foto 2: zelfde locatie, andere foto, hoger aan de muur. De andere foto komt later op een andere plek te hangen. Wat over de foto's te zeggen valt, om te beginnen: het zijn gerecupereerde foto's. Elk gevonden lichtdrukmaal werd het subject van een transformatieproces. Geprint op vinylsticker werden ze afgewerkt met een verfbrander en wat resulteerde werd opnieuw gefotografeerd. De werken wekken de indruk, et pour bien dire: largement, dat ze gefotoshopt werden, maar dat is niet aan de orde. Elke foto is een authentieke foto.
Foto 3: de foto wordt met behanglijm aan de muur bevestigd, een precair ritueel. De foto toont poging twee.






(3) Ze verplaatsen de piano. 'Should we move the table?' vraagt Caroline. De piano stond eerst in de voorste zaalhelft. De zwarte Erich Wildhaus muurpiano kwam vlak tegen een van de muren. Naast het toetsenbord stond een kop koffie. Heleen probeerde de piano, zei dat ze het ding ok vond. Bieke ging aan het instrument zitten, ze was pas aan de muurschildering begonnen, raffelde een melodie in mineur grote terts. Het instrument kwam dwars op de muur, Heleen ging aan de slag met visdraad, strookjes kleefband en nog wat dingen, de klanken die ze uit de muurpiano zoog vulden de zaal met de partituur van een nieuw continent. Si do re fa sol, dat is wat ze op de kleefstrookjes noteerde. Si do re fa sol do re fa sol si. Uit de snaren galmde een orkaan van boventonen.
'Het uitgangspunt was Heleen,' legt Caroline uit. Ze wou graag eens met Heleen samenwerken. In de kettingreactie die Kantelingen worden zou, was Heleen het eerste element.
 


dinsdag 28 augustus 2012

gedenkplaat


Dit gebouwencomplex genaamd EMIEL MOYSON werd opgericht door het stadsbestuur in het jaar 1956, staat er, zonder gebruik van leestekens. L. Merchiers was toen burgemeester, G. Wallaert schepen van stadswoningen. Aan de overkant van het straatdek staat een identiek gebouw. Bij de drol vlakbij de oprit stel ik me een gelijkaardige gedenkplaat voor. Zelf had ik het niet gekakt willen hebben. Dit uitwerpsel werd gekakt door Fifi, Pekinees, of maken we er opgericht van, werd opgericht door Fifi, Pekinees, Fifi is een bedrijf zonder darmklachten en met een schijtkanaal, of met darmklachten en met het schijtkanaal dat bij dat kantoorwerk hoort. De teef verzorgt haar PR punctueel aan elke straathoek.
Zon weerkaatst op een ruit op het tweede van een van de belendende gebouwen. Er is een zitbank en een kortgeschoren ligusterhaag. Boven de zitbank woekert struikgewas. In het naar Emiel Moyson genoemde gebouwencomplex ontbreekt de geur van het veldhospitaal, de gangen zijn een doordruk van Kortemeer, toen Kortemeer nog in Kortemeer was. Werklozen kregen er de ransel van de overheid over zich heen.
Kamer 140.

maandag 27 augustus 2012

schaduw

Ze heeft beide voeten op de rand van een stoel, draagt een luimige rok die net wel of net niet tot de knieën reikt, een topje, strandslippers. Zo zit ze, het linkerbeen tot boven de knie bloot en daar de onderzijde van een blanke dij, de voet in een naakte slipper op een stoel vlakbij. Ze bukt, rekt het torso in een neerwaartse pirouette, raakt de tenen aan waarna beide handen traag over de kuiten schuiven. De schaduw onder de stoel dikt aan, deint uit in onaf volume. Met de wijsvinger een tik tegen de leesbril. Het kuiltje in de nek, een haarlok, het neusbeen. Ze plaatst een vinger in de rechteroorschelp, peutert. Een ogenblik later strijkt de vinger over het voorhoofd. Fragile, sensueel. Het is een smalle hand.
Tijdens bovenvermelde handeling raakt ze ook nog een haarlok aan.

zaterdag 25 augustus 2012

kak

Ik viel in de wécépot. Procentueel inschatbaar futiel, één twee drollen. Is bekend gemiddeld hoeveel drollen we kakken? Iemand heeft een studie gemaakt, herinnerde ik me, van de tijd die we kakkend doorbrengen. Andermans drollen kakken, zo ver staan we niet. Het huis in de Knokkestraat, om een voorbeeld te geven, heeft geen beerput. Ik kocht een huis zonder beerput. De beerput zit bij de buren. Het huis gebruikt de beerput van de buren. Iemand die geen aars heeft, de vergelijking lijkt op een of andere manier best doeltreffend, en om te kakken de aars gebruikt van een belendend persoon, wat die persoon nooit ontdekt omdat kakken nu eenmaal iets is waar hij of zij amper over nadenkt. Er zijn studies gewijd aan het procédé maar die heeft de persoon in kwestie niet gelezen. Wat mensen doen als ze kakken. Ze bladeren in een magazine, lezen een roman, lossen een sudoku op. Het einde van mensen in 1967, van Brusselmans, las ik op een plee in Oudburg. Hersens, pik en aars, lees ik op een andere bladzijde, dat zijn de productiemiddelen. Het verklaart de attitude van de heren op het Anneessensplein, de vrouw is een machine, er hoort eventueel wat uitleg bij, al het overige is overbodig. Als je weet hoe je een fotokopieerapparaat bedienen moet, dan weet je hoe je een vrouw gebruiken kan.

vrijdag 24 augustus 2012

meisje

Ze zou tot aan het marktplein kunnen stappen. Ze had een valies bij gehad kunnen hebben, een paraplu. De straat gaat in een brede bocht tegen een heuvel op. Het marktplein is boven. Daar aangekomen maakt ze rechtsomkeert. Op het marktplein is een zomerse menigte. Er is een kerk. Een groep mensen staat om een man die kunstjes uitvoert. Tussen de bloembakken staan banken. Ze had op een bank kunnen plaats nemen en naar de mensen kijken die naar de goochelaar kijken. Dat doet ze niet. Ze maakt rechtsomkeert.

Ze zou in het Italiaanse restaurant kunnen tafelen. Net waar de straat een brede bocht maakt, is een Italiaans restaurant. Onderaan Haymarket, waar het station te zien is en de burcht op een rotshoogte boven het station, maakt ze opnieuw rechtsomkeert. Ze betreedt een plek vlak naast het Italiaanse restaurant. Ze had aan een kleine tafel plaats kunnen nemen, in een rij van tafels waar tot helemaal achterin de zaak alle vrouwen aan dezelfde kant van de tafel zitten, de mannen aan de andere kant. Dat doet ze niet. Ze neemt plaats aan het venster, waar ze de brede bocht van de straat kan zien, de auto's die met de voorsteven omhoog op het steile wegdek staan, de huizenrij waarvan ze op die plek aan het venster ook de daken kan zien. Het is een brede, houten tafel waaraan makkelijk minstens een dozijn mensen had kunnen zitten. Later maakt ze kennis met een Australische actrice die aan de tafel voor het raam komt zitten. De actrice is in gesprek met iemand die voor het festival werkt. Ze had kunnen zeggen om wat voor reden zij in Edinburgh is. Dat doet ze niet. Met belangstelling luistert ze naar het verhaal van de actrice.

Ze overnacht in het Hilton, een eind van het stadscentrum vandaan. Het ontbijt is naar alle waarschijnlijkheid vreselijk. De koffie heeft een smaak van desinfectiespul, aan het spek kleeft een rug van boter. Ze had in het landschap kunnen slapen. Ze zou naar het landschap stappen en een struik uitzoeken. 's Ochtends likt ze aan de bladeren van een hazelaar. Dat doet ze niet. Ze overnacht in het Hilton. 's Ochtends neemt ze een bus naar Haymarket. Rond het middaguur staat ze voor de grafzerk van Oliver Oliphant, a bookseller, de pijp uit in 1823, dat staat op de grafzerk. Boven de graafplaats is het gebruikelijke rumoer van Princess Street.
Op straat wandelen mensen met een bekertje koffie. Zo stappen ze over straat, ze drinken koffie.

Een jongen met een kleine rugzak om rent over het plein. Over het plein waait een geur van kip.

woord

Iemand vertelt me dat hij godverdomme een prachtig woord vindt. Het doet hem aan Japan denken. Hij heeft Japans gestudeerd. Japanners praten alsof ze de hele tijd door vloeken. In Tokyo zaten ze in een Japanse tuin die tussen wolkenkrabbers zat. Hij zat in de tuin en de wolkenkrabbers zag hij niet. Godverdomme is een woord met muziek. Toen hij in Japan was, had hij de indruk dat ze de hele tijd door godverdomme zeiden. Met de eerste reeks lettertekens viel het mee. Eén dag en hij had het onder de knie. Er kwam een tweede reeks, een derde. Tussen het eerste en tweede levensjaar gaan kinderen broebelen. Ze knutselen met syllaben, imiteren wat ze papa en mama en de nonkels en tantes en oma's en opa's horen zeggen, het is een uniek moment in de historiek van het spraak- en denkvermogen, maar het is van korte duur. Gauw leren ze dat opa en aap verwant zijn. Dat experimenteel geknutsel met klanken en syllaben heb je niet als je een nieuwe taal leert, zegt de persoon die Japans studeert. Zijn studie van de Japanse taal kende een lineair verloop. Aan het eind van de tweede leergang was het onvoldoende.

classificatie

Minimalisten, maximalisten. Architecten, wolken, wetenschappers. Clinici, romantici. Commentatoren. Schoolmeesters, uitgeholde schedels, theoretici. Verkooppunten, narren, imitatoren, schijnwerkers, parasieten. Bouwmeesters, leerjongens. Onder elke schedel zit een hoedje.

donderdag 23 augustus 2012

Forth Bridge

Tussen Queensferry North en Queensferry South, 15 kilometer ten westen van Edinburgh, ligt Firth, een brede zeearm, diep landinwaarts. Er zijn twee bruggen. Motorway Bridge, zoals de naam aangeeft, slikt het motor- en vrachtverkeer dat voorbij Queensferry North richting Aberdeen gaat. Op de zuidelijke oever is een haventje, Port Edgar, waar motorsloepen en zeilboten liggen. Queensferry South, het dorpje waar Port Edgar deel van uitmaakt, is een toeristische negorij die vlak onder Forth Bridge ligt, de andere brug, op een mijl ongeveer van Motorway Bridge, een brug met een spoorweg. Boven Queensferry South is niet alleen Forth Bridge, er is een rotshoogte die tegen de toeristische negorij plakt. Queensferry South heeft tussen rots en keistrand net voldoende ruimte voor één wegdek en één huizenrij. Het wegdek onderaan de klif gaat onder Forth Bridge door.
Boven het dorpje staat Forth Bridge. De brug, als ik het goed heb, werd in 1885 voltooid, is drie keer langer dan de Eifeltoren hoog is, en ze deden het op die plaats omdat net daar, ongeveer halverwege de zeearm, een eiland is.
In Queensferry South is een aanlegsteiger waar de sufkoppen die daar zin in hebben een cruise kunnen nemen die twee keer onder Forth Bridge doorvaart, de eerste keer tussen het eilandje en Queensferry South, vanop de kade ziet het eilandje er als een miniatuurversie van Alcatras uit, waarna de cruise gedurende enige tijd richting open zee vaart doch spoedig rechtsomkeert maakt om tussen het eilandje en Queensferry North een tweede keer onder Forth Bridge door te varen, vanwaar het eilandje er net zo goed als een gevangenis uitziet. Ze hebben er een gemeen gebouwtje neergepoot. Er wordt nergens aan land gegaan en de vroegste rondvaart is om elf uur 's ochtends. 's Avonds wordt afgesloten met een evening cruise, doorgaans om 20u, soms wat later, die drie uur duurt en ook een jazz optreden biedt. Ze varen gedurende langere tijd richting open zee, tot de monding van Firth wellicht en dan terug.
Forth Bridge figureert in The 39 Steps, een film van Hitchcock uit z'n Britse periode. Het is het moment waarop het hoofdpersonage uit de trein ontsnapt en aan een van de peilers van de brug komt te hangen. Uit de brochure over Forth Bridge valt niet af te leiden of Queensferry South ook toen al een toeristische trekpleister was. In de film is een zijaanzicht van Forth Bridge, niet vanop het keistrandje van Queensferry South, over dat strandje ligt een gore rioolpijp, maar vanop de rotsachtige oever voorbij de brug, een vlakke rotspartij die aan de voet van Forth Bridge begint en verderop, er is een strandje, na een brede met bos aangedikte bocht op een klip eindigt. Tijdens het bouwen van de spoorwegbrug kwamen zoveel arbeiders om, ze tuimelden van de brug, vielen in het water, verdronken, dat ze de brug net zo goed niet hadden kunnen bouwen, het had op het personeel bespaard.
In de kantine van Port Edgar vroeg ik aan een dame of het mogelijk is om een motorsloep te huren. Met de motorsloep wilde ik onder Forth Bridge doorvaren. Ja, zei ze.
De film zou hier beginnen, zoveel was duidelijk, onder Forth Bridge. 's Avonds, in Edinburgh, ik logeer in een jeugdherberg op een zaal met vijftig stapelbedden, heb alle stapelbedden, in de slaapzaal is niemand, betreed ik een kroeg. Do you have any Scottish blonde, vraag ik aan het meisje dat de bar doet. Euh, well, zei ze, I am a Scottish blonde.





foto boven: Motorway Bridge vanop een bouwwerf vlakbij Port Edgar.

foto midden: Forth Bridge en het keistrand van Queensferry South.
foto onder: Queensferry North en Motorway Bridge.



dinsdag 21 augustus 2012

situatie

1. Stoel met vod. Op het zitvlak een pot primaire de peinture. In de pot, met een inhoud van 3,5l, bevinden zich een stok, een penseel en een borstel.
2. De zwarte muurpiano van Erich Wildhaus. Iemand heeft het ding verplaatst.
3. Op het zwarte tafeltje staat een beamer.
4. In een van de hoeken van de zaal, vlakbij een gat, ligt een plamuurmes naast het deksel van een verfpot.
We betreden een hogere orde.

namiddag

Jeroen en Stefanie wonen in de Ruststraat, op een appartementje, vlak tegenover de zuiderbegraafplaats. Vanop het terras aan de voorzijde van het appartement is de begraafplaats te zien, het kwartier waar een Gaudi-achtig monumentje staat waar ze de as van kinderen strooien. Er is een perkje met vlinders van klei en op het bankje, waar ze vanop het kleine terras recht op uitkijken, komen oude dames zitten. In de Ruststraat, vlakbij het appartement, is een haag van Japanse kerselaar, achter de Japanse kers een madonna en waar de elektriciteitspaal staat zou in de muur, die het kerkhof omheint, een kleine, ronde opening zitten waar af en toe iemand een kleinigheid deponeert. Vanop het terras aan de achterzijde van het appartement is een wijd areaal van kleine tuinen te zien met struiken en bomen. In een van de tuinen zitten bejaarde dames aan een terrastafel, dichterbij gaat een pimpelmees op een tak zitten. Het gesprek komt op Soutine, Corot, Richter en El Greco. In het atelier krijg ik vooral onaffe dingen te zien, het betere werk staat in de huiskamer, maar ook in het atelier, waar alles dooreen staat, zie ik dingen, onafgewerkt of niet, waarover gepraat kan worden. Later komt het gesprek op Joris Ghekiere en Witold Gombrowicz. Een van de ramen staat op een kier. In de kier zit een editie van De Kapellekensbaan, om het raam open te houden.

maandag 20 augustus 2012

1 mei 2003 te O.

Omstreeks halfelf 's ochtends verlaten twee personen een pand vlak naast de in de Kemmelbergstraat gelegen Villa Magdaleine. Villa Magdaleine is een pareltje van belle époque architectuur en op dat moment, 1 mei 2003, een van de weinige belle époque huizen in Oostende die niet onder de sloophamer terecht gekomen is. Sinds begin jaren zestig, toen tjeef Piers het in Oostende voor het zeggen had, ging alles er tegen de grond, art nouveau, art deco, belle époque, het huis waar Ensor, het huis waar Spilliaert gewoond had, geen pand was veilig voor de hebzucht van de immobilieënmaffia. Het was een publiek geheim dat niet alleen de plaatselijke politiek maar ook stedenbouw aan het brutale gekonkel meedeed, er werd met bouwvergunningen gestrooid, er werd met steekpenningen gemorst en ik had best vaker de opmerking gehoord, in een of andere handelszaak als het gesprek op die malafide praktijken kwam, dat de immobilieënmaffia Oostende waanzinnig veel meer schade had berokkend dan de oorlog, toen hier en daar een wijk of een straat in puin veranderd was. Wat ze ook zeiden: Oostende stinkt tot Brussel.

Laat ik de personen die die dag omstreeks halfelf het vlakbij de zeedijk gelegen pand verlaten een naam geven: Max en ik. 1 mei 2003 is een kouwe dag, het regent. Op het appartement van Max hebben we een kop koffie gedronken. Max heeft de actie grondig voorbereid. We bespreken de strategie die we gaan volgen. Rond een uur of elf begint op het achturenplein de speech van Vandelanotte. Half Oostende staat op het plein en er wordt gefilmd. Dat is het moment. We hebben een half uur, drinken nog een kop koffie. In 2002 had Het Laatste Nieuws een artikel gepubliceerd over de zaak, dat Villa Magdaleine tegen de vlakte dreigde te gaan, waar weinig tegen te beginnen was, de roofbouw aan de kust wordt de facto door mandatarissen gesteund.
Een dag eerder hadden we 't tussen pot en pint bedisseld. We hingen aan de toog in Sza Sza, een keet waar ik vaker kwam, hij ook. Max ging een betoging houden, zei hij, in z'n eentje. Dat trof me. Iemand die in z'n eentje een betoging ging houden om de afbraak van een belle époque woning te verhinderen. Ik doe mee, zei ik. Goed zeg, zei Max, we zijn met z'n tweeën. Van kindsaf was ik vertrouwd met het huis in de Kemmelbergstraat, een van de mooiste huizen in Oostende, opgetrokken in grijsgele natuursteen, een belle époque huis met een ruim terras op het eerste aan de straatkant, een gevel zonder exuberante siersels en het was net dat wat Villa Magdaleine zo mooi en interessant maakte, een pareltje van belle époque architectuur.

Na het tweede kopje koffie wandelen we naar het plein waar het socialistische boegbeeld een ogenblik later z'n 1 mei toespraak zal houden. Het is vlakbij het Europagebouw, waar de kaalslag begon.

Na dat artikel in Het Laatste Nieuws, een jaar eerder, had de geplande afbraak van Villa Magdaleine bitter weinig media-aandacht gekregen. Ook het huis waar Max woonde, naast Villa Magdaleine, gingen ze slopen. Alleen Max woonde er, op het eerste. Op de andere verdiepingen had de eigenaar alle deuren en ramen open gezet, de gebruikelijke taktiek om een pand in rotvaart te verkrotten.
Als we het plein betreden, waar een grote massa bijeen staat, is Vandenalotte net aan z'n speech begonnen. Flikken en security houden een oogje in het zeil. De aan twee zijden met een A3-poster afgewerkte pancarte, hoog op een stok, waarop duidelijk 'waarom moet Villa Magdaleine verdwijnen?' te lezen is, had Max in een plastiekzak gestopt. Zonder dat ook maar iemand wat merkt staan we midden het publiek, Vandelanotte is met z'n speech bezig, Max gaat flyers uitdelen, ik neem de pancarte, het is mijn taak, en stap dwars door het publiek, draai de pancarte alle hoeken op zodat iedereen op het plein goed kan zien wat er staat, waarom moet Villa Magdaleine verdwijnen. Security en politie kunnen niet ingrijpen, er wordt gefilmd, filmploegen van meerdere zenders filmen de gebeurtenis. Later wordt het op de lokale televisie uitgezonden. Ik herinner me de blik van de 1 mei-demagoog. Hij is met z'n speech bezig, zegt dingen die geen zak uitmaken, en dan, opeens, een kookpunt, er wordt gefilmd, twee gozers, wat doen ze, Max deelt flyers uit, de ander stapt uit het niets op het podium toe, waar hij met z'n speech bezig is. De pancarte staat hoog boven de mensenzee. Iedereen kan lezen wat er staat. In de mensenzee ontstaat een traag maar duidelijk tumult. Waarom moet Villa Magdaleine verdwijnen, het slaat ze met verstomming, de speech wordt een scheet in een fles, security en politie kunnen niet ingrijpen, er wordt gefilmd en de massa die om ons heen staat, gaat mee in de verstomming. Zo gebeurt het. Max kaapt het discours van Vandenalotte, er wordt gefilmd, opeens kan niemand om het item heen, ook later in achturenhuis, waar de kliek verzamelt, hebben ze het alleen over Villa Magdaleine. Een uur na de actie weet iedereen in de Kemmelbergstraat van de actie. Mijn bijdrage blijft beperkt tot dat moment. Ik heb andere zorgen, wil zo snel mogelijk uit Oostende weg. Max werkt het af. Het komt op televisie. Vandenalotte probeert dat tegen te houden. Ook later, toen ze La Paloma gingen afbreken, delen ze gretig fooien uit. Met een gift van 1.000 euro worden actiegroepen onder druk gezet om vooral geen actie te ondernemen. Het verhaal van de Kemmelbergstraat komt op VTM. Thea Swieters, die toen voor De Morgen werkte, ging mee in het verhaal. De Morgen zorgde er voor dat de afbraak van Villa Magdaleine op Focus kwam.
Conclusie. In de Kemmelbergstraat klasseerden ze 13 huizen. Niet alleen Villa Magdaleine. In het Afbraakboek, een catalogus van Oostendse huizen die in aanmerking kwamen om afgebroken te worden, rond die tijd gepubliceerd, hebben alleen de huizen in de Kemmelbergstraat het overleefd. Het gros van de andere huizen is met de grond gelijk gemaakt. Intussen zouden in Oostende circa 200 huizen een beschermde status hebben, wat niet zoveel betekent eigenlijk, met wat mandatarissen voor de kar is dat zo weer ingetrokken. In 2003 ging het om 40 huizen.

Over één ding zijn de personen die toen, die dag, in Oostende, van de Kemmelbergstraat naar het plein stapten waar het Socialisme net die dag z'n hoogdag vierde, het eens: ze hadden gescoord. Het was een doelpunt.

zondag 19 augustus 2012

nacht

Zo'n nacht, als op het terras van Les yeux bleus alleen nog Yann Andréa zit. Hij pulkt aan een zin. Iemand steekt een sigaret op. Het meisje heeft droevige ogen. De persoon, die halverwege het terras zit en met het meisje is, acteert boven het tafelblad, de handen maken bogen en hoeken. Ik herinner me de eerste zin van Les yeux bleus, une soirée d'été, dit l'acteur, Zo'n nacht is het. Het terras is dichtbevolkt. Pas un souffle de vent. Over het plein glijden fietsers. Het bladerdak van de bomen aan het plein heeft een blauwe kleur.
De persoon, die Yann Andréa had kunnen zijn, komt naast me zitten. Het uitspansel heeft een kleur van antraciet.

zaterdag 18 augustus 2012

vrijdag 17 augustus




's Ochtends vroeg zijn ze er aan begonnen, in de grote zaal achterin, aan de bouw van een, hoe zal ik het noemen, aan de bouw van een, zou het ding een naam hebben, een houten constructie, pannenlatten, om te beginnen, en stukjes hout, roeste pannenlatten, dat valt me opeens te binnen, het hout heeft een rosse gloed en de kleine stukjes, rechthoeken, vierkanten, mals hout, hard hout, mdf zit er ook tussen, gebruiken ze om de latten samen te voegen.
's Ochtends vroeg zijn ze er aan begonnen. Het is avond, ze zijn twaalf uur bezig geweest. In de zaal staat een nomadische structuur, het geraamte van een enorme tent. The Clavicle of Solomon van John Zorn hangt in de zaal. Op de laptop van Lode staan nog dingen van Zorn. Hij tikt Fool Control aan, van The Singing Painters. Het begint met Embryo Dictaphone.

Later op de avond, na zonsondergang, palmen Dolly, Chris en Kurt de zaal voorin in. Dolly deed een auditie voor Nymphomania van Lars von Trier. Enter The Void van Caspar Noë is een film die haar bijgebleven is. Van de auditie weet ze alleen dat er voor die ene rol nog vier candidates waren.
Kurt, die voor Fabre werkt, legt uit dat de film, ze gaan filmen, een schimmenspel hoort te worden met figuren die amoebisch vloeien. Deining.



terras

Zo'n avond. Halftwaalf ongeveer. De bomen staan in een zee van tijd. Onder de bomen is beweging. Begin en eind mengen. Mensen stappen naar het station, anderen betreden het plein, fietsers schuiven tussen de wandelaars door, een menging van eindbestemmingen, anoniem, geen stremsel, onafgebroken weven de bestemmingen een niet zichtbare bedrading die reeds tijdens het tot stand komen van het weefpatroon oplost en het plein onder de bomen met die beweging bedekt.
Op het terras aan de rand van het plein is een rumoerige cocktail van gesprekken, achter een rij futloze palmen in grote, houten bakken. In de bakken, halverwege het voetpad, tussen grassen die ook hier een plekje vonden, ligt een dunne laag sigarettenpeuken. Ook hier mengen eind en begin. Het weefsel is traag, steviger, gaat langer mee, de hele avond als het moet. Jongens met behaarde en lange benen die uit gekke shorts steken babbelen met spraakzame meisjes. Het uitspansel heeft een kleur van antraciet. Ze praten over andere mensen. De gesprekken hangen in dichte rijen als broeken, rokken, jurken, topjes, shorts en ook het ondergoed dat je in die winkel vinden kan, het hangt in dikke, luchtledige trossen boven het terras.
Het is 7 na middernacht. Dat staat ook op de klok in de kamer van Tatsuoro, boven het station. Een van de verkeersborden, een rood verkeersbord met witte streep, flikkert, wat met de stoplichten te maken heeft aan het kruispunt van de Koning Albertlaan en de Smidsestraat. Iemand bevrijdt een fiets. Achter de jongedame in zwarte jurk raast een scooter over het asfalt.
Aan het belendende tafeltje zit een logge bierbuik. Het corpus is enorm. Hij nam een bierviltje, het komt met de blanke zijde boven op tafel, de vochtige punt van een balpen cirkelt boven het bierviltje zonder het ook maar op één moment aan te raken. Hij zit log voor zich uit te staren, naar het terras en de gekke shorts. Hulpeloos staat de balpen tussen twee drie dikke vingers. Ik kijk naar hem om, stiekem. Hij beweegt niet, staart. Op de plek waar een zwarte fiets stond, tegen een van de bakken, kwam een andere fiets te staan. Over de boogvormige binnenlaan glijdt een tjokvolle bus en dan nog een tjokvolle bus en nog een.
Als ik een kwartier later naar de man aan het belendende tafeltje omkijk, merk ik dat het bierviltje blank bleef. Hij speelt met de pen, zit te dubben.

donderdag 16 augustus 2012

tent

Op de rotshoogte van Rincon de la Victoria stond een tent. Wie in de tent woonde, wisten we niet. Op het appartementje, pal aan de meditterane branding, luisterden we naar Springsteen en Waits. We bladerden in een Engelse editie van Het Boek Der Veranderingen en deden yoga. Ik herinner me dat ik naar een rode vlek zat te staren. Op het strand stond een ketel waarop sardines gebraden werden. 's Nachts liepen we door de tunnel. Onder de rots was een tunnel. Auto's reden er via de kustweg van Màlaga naar Cala de Moral. Op de rots, weg van de villa's die meer naar het hinterland stonden met zwembaden en palmbomen, stond een tent. Niemand wist wie in de tent woonde.

een stand van zaken




foto boven: De wallpainting vandaag.
midden: Iuleta Olits, Object.
foto onder: De wallpainting gisteren.

naar het containerpark


We mesten de corridor uit, waar het afval uit de stock terecht gekomen was, en rijden naar het containerpark van Oostakker. Daar hebben ze een technisch probleem, de toegang is geblokkeerd.
Ho-how-how, moppert de materiaalmeester. We reden over de lange en brede kasseiweg naar het containerpark. Ho-how-how, zei hij. Hij was er nooit eerder geweest. Achter het station van Oostakker-Lourdes raast een trein. Het is een prachtige dag. In de berm staan massa's van het nederige boerenwormkruid. De kasseiweg gaat traag tegen een lamme helling en boven kampen ze met een technisch probleem, we kunnen er niet in.
Als we er uiteindelijk toch in kunnen, het neemt wat tijd, begint het shoppen. Shoppen of dumpen, de exaltatie is vergelijkbaar.

woensdag 15 augustus 2012

de Kersauson, Wishman & Wall

Lore leest Narziss en Goldmund van Hesse. Over de kleurschakering van het glasraam is ze minder tevreden. Teveel een kleuterdoos, zegt ze. Ze zit te dubben. Dan het mobieltje, een gesprek, we hadden het over Krishnamurti, ik begin papierrommel op te ruimen, drink muntthee, blader in een ringmap met bestuursverslagen, raap een schroef op die onder een van de stoelen terecht gekomen was.
Iemand morrelt aan de crox-poort.



Na de opname - Yannick Franck die in de zaal achterin brullend een korte tekst registreert, in de song zijn verzen van Novalis verwerkt - komt het gesprek op Doris Wishman, nadat we het eerst over Olivier de Kersauson hebben gehad, un marin breton, de Kersauson had op een Franse zender lange tijd in een praatshow gezeten en schuwde geen platte praatjes, wat een volksheld van hem gemaakt had, les bretons déjà, dit Franck, c'est des gens spéciaux, des personalités fortes souvent, en dat allemaal omdat uit dat ene exemplaar van crox-boek nummer 12 opeens een foto tuimelde, op het tafelblad, een portret uit 1969 van Louis Paul Boon en Anita Van Langenhove, een foto die Paul Luyten me toegestopt had. Franck, die een connoisseur is van meer dan alleen de elementaire deeltjes van de sexploitation, herinnerde zich dat Van Ryssen hem ooit had verteld dat hij Playboy, de ouwe, die uit de beginperiode,



best wel genietbaar vindt, niet alleen de literatuur, de essays, de interviews, waarvoor het blaadje bekend stond, ook de blote dames die als entrecote tussen de gedurfde stukjes van pennenslijpers als Nabokov en Miller opgevoerd werden.

In het restaurant beland ik tegenover iemand die in Simulations van Jean Baudrillard aan het lezen is. Morgen rijden ze naar Kassel, verneem ik.
Van het in 1983 door Columbia University uitgegeven Simulations zou geen Franse versie zijn. Het is een door Foss, Pattum en Beitchman vertaalde verzameling van teksten van Baudrillard waarvan Columbia de rechten kocht. Hoofdstuk één:

The Precession of Simulacra

Eerste zin:

If we were able to take as the finest allegory of simulation the Borges tale where the cartographers of the Empire draw up a map so detailed that it ends up exactly covering the territory (but where the decline of the Empire sees this map become frawed and finally (handschrift, onleesbaar), a few shreds still discernible in the deserts - the metaphysical beauty of this ruined abstraction,

Het gesprek komt op Jeff Wall. De persoon die tegenover me zit heeft alle Documentas gezien, op de eerste vijf na, daar was hij te jong voor.
In alle Documentas die hij zag, behalve die van 1992, was werk van Jeff Wall.

bearing witness to an Imperial pride and rotting like a carcass, returning to the substance of the soil, rather as an aging double ends up being confused with the real thing!) Then this fable has come full circle for us, and now has nothing but the discrete charme of secondorder simulacra.' (op. cit, page 1)

De gesprekspartner haalt een krantenknipsel tussen de bladzijden vandaan, iets uit De Morgen, een quote van Young Jean Lee: Feminisme toon je best met naakte vrouwen zonder woorden.

zondag 12 augustus 2012

olympics

De Fransen plaatsen zich voor het onderdeel Ruige Scheten nadat een Chinees tegen de tafel met Servische darmkwak aanliep. Achtduizendvijfhonderd kilo, dat hadden ze bij elkaar gekakt. In de discipline snelle kak won een Oezbeek de gouden plak met een tijd die drie hondersten boven het wereldrecord bleef. De Russin Alina Kolibrikovna won het dichtspringen. Ze verdween in de drek voor ook maar iemand had gezien dat ze deelname overwoog.

zaterdag 11 augustus 2012

zon

Iemand die vlak tegenover me aan tafel zit en aan een veggie hamburger peuzelt, een veggie hamburger die hij overigens maar zeer gedeeltelijk afwerken zal, merkt op dat hij het best grappig vindt dat franstalige landgenoten een klooster in Malonne met het woord NON bekladden.

In zeno, een van de weekendbijlages van De Morgen, staat het levensverhaal van een non. Het zit in het woord zelf, vervloeking, schanddaad. Zo zit het nu eenmaal met religie, het is een schandelijk misdrijf, een lasterlijke geesteloosheid, een publieke onanie van suf hersenweefsel. Religie is geen recht, tenzij we naast domheid en vulgariteit ook het recht op geestelijke slavernij toevoegen aan het manifest van mensenrechten. In dat geval leest het levensverhaal van Sarolta Körossy als een sprookje. Op 22jarige leeftijd belandt ze in Brugge, in een klooster van de Arme Klaren. Het is oorlog. Op een keer had ze naar de blauwe lucht gekeken, in De Morgen hebben ze het over de kleine Sarolta, de kleine Sarolta die naar de blauwe lucht keek en tien zweepslagen krijgt omdat ze dat doet, wat verklaart waarom er kleine Sarolta staat. Hoe oud ze ook wordt, ze overleeft veel van de andere nonnen, groeien doet ze niet. Je kweekt geen rozen in een met zand gevulde emmer. De zweepslagen worden een dagelijks ritueel. Tijdens de dagelijkse publieke biecht bedachten ze gauw een of andere zondige gedachte, de meest zondige dat ze geen zondige gedachten hadden, en wat voor zondige neuskeutel ze ook tevoorschijn haalden, ook als ze niet zo gauw zo'n keutel wisten te bedenken: twintig zweepslagen. In de marge van dit vermaak woon ik in een kerk in Torhout gedurende enige tijd de wekelijkse hersenspoeling bij. Het is oorlog. Met religie is het altijd oorlog. Het idiote levensverhaal van Sarolta Körossy is niet afgelopen. Op 22jarige leeftijd wordt ze kaalgeschoren, haar borsten worden krachtig platgedrukt met een strak keurslijf, dat doet pijn, ze komt in een habijt dat als een koker zit, 'was er een Afghaanse in boerka in het klooster verschenen,' merkt Douglas De Coninck op, de auteur van het stukje, 'dan zou dat een statement van vrouwenemancipatie geweest zijn.' Ze belandt in een kleine cel. Hier brengt ze haar leven door. Ze bidt. Meer doet ze niet. Ze bidt. Om de goddeloosheid te keren van een wereld zonder ander mikpunt dan het geile genot van geld en macht en god. En dan, opeens, twintig jaar geleden, kopen ze een kasteel, zij en de andere nonnen. Het schokt de natie. Natuurlijk hadden ze dat kasteel te kopen. Berglund kocht een villa in Sintra. Je kan niet alles willen. De geesteszieke architectuur van Versailles, merkt de persoon op die vlak tegenover me aan tafel zit, met de veggie burger liep het fout, is voor wie er recht op heeft.
Zo ongeveer op het moment dat Sarolta in Brugge belandt, in het klooster van de Arme Klaren, waar ze kaalgeschoren en verkracht wordt, belandt mijn moeder in een kostschool in Wervik. Het is een ommuurd terrein met wat gebouwen en nog wat dingen. De meisjes slapen op zolder. 's Avonds stapt ze over het speelplein. Ze stapt naar de poort en opent de poort. Ze opent de poort. Moeder overste komt aanstappen, stapt op mijn moeder toe. Er volgt een reprimande. Wat doe je hier, zegt de non. Ik kijk naar de zon, zegt het meisje. Boven de velden van Wervik staat een prachtige zonsondergang. De non en het meisje kijken naar de zonsondergang. Ze staan buiten de schoolpoort, op het wegje, kijken naar de zonsondergang. Na die keer mag ze telkens ze daar zin in heeft naar de zonsondergang gaan kijken. De meisjes slapen op zolder, zij staat naar de zonsondergang te kijken.

vrijdag 10 augustus 2012

hond

Zo. Dus zo begint een dag. Ik kruip. Wat doet ie, vragen ze, nieuwsgierig, beleefd, ze hebben er natuurlijk meteen een interviewer bijgehaald van een of ander blaadje, en ze hebben er zin in. We nemen aan dat hij kruipt, zeggen ze. Iedereen kruipt, tegenwoordig, zo heel erg veel specifiek is er niet te zien. Goed zeg, ik kruip. Of deed ik wat anders. Nee hoor, natuurlijk niet, omdat ik zo mooi kroop, daarom hebben ze mij er van tussen gehaald. Omdat ik zo mooi was toen ik kroop, omdat ik als een hond boven de voederbak zat. En toen hebben ze dus mijn smoel in dat blaadje gepubliceerd. Ik, een hond. Zo begint het. Natuurlijk weten ze dat ik een gewetenloze schoft ben. Dat staat op het naamkaartje dat ze aanreiken. Dus zo begint een dag.

wegdek

In de ruit van een openstaande deur is een reflectie van de zonnige straat, waar af en toe een auto passeert, een fietser, kortgerokte dames. Dat doet me telkens weer aan die roman van Marguerite Duras denken, aan de eerste zin van die roman, Les yeux bleus cheveux noirs, en als ik dat controleer, telkens weer, ontdek ik dat het niet de eerste zin van die roman is, une soirée d'été, dit l'acteur, serait au coeur de l'histoire, maar de atmosfeer die het begin van die roman heeft, wat bladzijden duurt, om precies te zijn, ik heb het boek voor me, het ligt open op bladzijde 9, anderhalve bladzijde, en het is die bladzijde die in de openstaande deur reflecteert, bladzijde 9, paragraaf 3:

A l'intérieur, des femmes avec des enfants, elles parlent de la soirée d'été, c'est si rare, trois ou quatre fois dans la saison peut-être, et encore, pas chaque année, qu'il faut en profiter avant de mourir, parce qu'on ne sait pas si Dieu fera qu'on en ait encore à vivre d'aussi belles.

Zo'n zomeravond dus. Die bladzijde. Iemand had het over Marc Trivier gehad, een Waalse fotograaf die een foto van Thomas Bernhard maakte. Van Bernhard zouden niet zoveel foto's zijn. Trivier was naar Buenos Aires gereisd om een foto van Borges te maken. Hoe hij Borges bereiken kon, was een heroïsche zoektocht geworden tot hij het adres van de auteur te pakken kreeg. In Buenos Aires belde hij bij Borges aan. Borges was er niet. Een andere keer reisde hij naar Marokko voor een ontmoeting met Jean Genet. Genet wilde niet gefotografeerd worden. Neem een foto van de lobby, zei Genet, da's net zo goed.
Zo'n zomeravond dus. In de openstaande deur reflecteert het wegdek.

In de Sierra de Màlaga was ik met een française. We passeerden een tent, rechts van de weg, waarin vijfhonderd watermeloenen lagen. De venter was iemand uit Cordoba. De française, die Annick heette, had Marokko willen doen, was in Màlaga beland. De venter kliefde een van de watermeloenen in twee stukken. We proefden van het rode en natte vlees. Boven de tent stond withete zon.

dinsdag 7 augustus 2012

recent stats

Het percentage van luitjes die niet eens vijf seconden tijd nemen, is gereduceerd tot 54,2. Vijf seconden is aanklikken, conclusie, weg.
Het is halfelf. De blog had 21 unique visitors. In de keyword activity staat schaamteloos bloot op 1. Het gaat om een foto uit Salo van Pier Paolo Pasolini, het moment waarop de kers op de taart van het politieke etablissement de slaven en slavinnen als dieren samendrijft. Zoals bekend gaat het om het politieke testament van Pasolini. In de film is het schaamteloos bloot een schijnbeweging.
Het beeld wordt aangeklikt door een of meerdere personen uit Nederland, image search. Op twee staat Between The Lines.
In Between Lines was beter geweest.
Op drie staat straat met huizen. Hierop volgt recept picon vin blanc, dode mug, kruiswoordraadsel, Görlitzer park kippen, warmoessoep recept, eentje dat al wel langer meegaat, en Laura's blog. Zo is het.

taart

In Anderlecht hadden moslims een auto in brand gestoken. Ze belden de flikken. Eén combi ging ter plaatse een kijkje nemen en werd er prompt ontvangen door jonge moslims die straatkeien, benzine en brandbommen naar de patrouille wierpen. Uit het onderzoek, voor zover dat er kwam, had makkelijk kunnen blijken dat het om een geplande aanslag ging, waarbij overigens één politie-ambtenaar zwaar gewond raakte. We weten niet of er een proces-verbaal van de feiten werd opgesteld en of in dat proces-verbaal de term met voorbedachte rade opgenomen werd. In de kranten die ik doorneem, staat een summier verslag van de feiten, maar ze hoeden zich om identificaties als allochtoon en moslim te gebruiken, termen die door de vage, onsamenhangende wolk van het politieke etablissement toen ongetwijfeld als politiek incorrect ingeschat werden. Twee relschoppers werden opgepakt en een ogenblik later weer vrij gelaten.
Anderhalf jaar eerder had een combi die in de Gentse Lousbergkaai patrouilleerde een auto op de bon geslingerd omdat het voertuig vlak tegenover de Forelstraat aan het water geparkeerd stond. Zoals bekend houdt dat de facto een adminstratieve boete in en komt er zo goed als altijd een penale boete bovenop omdat ze bij het automaton van de politierechtbank alleen met het proces-verbaal rekening houden, niet met het verweer van de betrokken automobilist. Of het correct is om een weggebruiker voor zo'n futiele overtreding te beboeten, sterker, of het om een overtreding gaat, laten we in het midden. Het voertuig stond niet vlak tegenover de Forelstraat geparkeerd, aan het water, dat weet de automobilist omdat hij het voertuig nooit op die plek had geparkeerd. Op het moment van de vastgestelde feiten evenmin. Eindconclusie: de politie stelt een foutief proces-verbaal op, wat enige tijd later in de Kafka-caroussel van de volstrekt inerte politierechtbank terechtkomt. Het Openbaar Ministerie gaat zich met de zaak moeien. De boete van de niet-vertreding loopt na verloop van tijd zo hoog op dat de bestuurder van het voertuig er tweehonderd taarten mee had kunnen kopen.
In Anderlecht werden ze niet met taarten bekogeld. De patrouille had zich ongetwijfeld liever met het beboeten van fictief fout geparkeerde voertuigen bezig gehouden.
In de kranten die ik doorneem, las ik dat ze een staking plannen.

map

Iemand ter linkerzijde: S.....! S.....! Snarentheorie.
S, die aan de andere kant van de tafel zit en in gesprek is met iemand die ook aan de andere kant van die tafel zit, keek niet meteen om.
- Snarentheorie, wat is dat. /in het Engels, bedoelt ter linkerzijde/
String theory, zegt S, ogenschijnlijk zonder dat hij daar over na te denken heeft.
Het is een zomeravond, geen zomeravond als aan het begin van Les yeux bleus cheveux noirs,
Ik denk aan Cézanne. Opeens. Aan Paul Cézanne denk ik. Opeens, out of the blue: Cézanne. De ouwe Cézanne, kaal, papierwitte knevel.
Les vois sont partout pareillement légères et vides qui disent l'exceptionelle beauté du soir d'été. Dat lees ik nog een keer: partout pareillement légères et vides.
Tweetalig geroezemoes. Aan één zijde van de tafel, waar een boekhandelaar uit San Francisco zit, is the American tongue dominant.
Aan de ouwe Cézanne vroegen ze wat z'n lievelingsgerecht was. Pommes de terre à l'huile, zei hij.
We zijn daar eventjes blijven werken, vang ik op uit andere hoek, en het woord TOTAAL, iemand ter rechterzijde spreekt het uit. In de dikke stroom van het geroezemoes mist het een meer specifieke context.
Ik schrijf het op. Een luchtbel die tegen de bladspiegel ploft. Totaal.
Het is geen zomeravond als aan het begin van Les yeux bleus cheveux noirs.
Ik sla het boek open op bladzijde 81. Elle dit:
- Je ne vous connait pas. Personne ne peut vous cannaître, se mettre à votre place, vous n'avez pas de place, vous ne savez pas où trouver une place. Et c'est de ça que je vous aime et que vous êtes perdu.
Het gesprek aan tafel stroomt. In de stroom verplaatsen zich enorme hoeveelheden gesprekstof. Het stof hangt net onder de bladspiegel.
Cézanne, kaal, papierwitte knevel, een vetvlek net naast de schedel, zo zit hij op de foto, hij staat niet, hij zit.
Over Tao en de weg merkte Nabokov op dat hij niet wist wat dat betekende, omdat hij de hele tijd door zat. Later schreef hij aan een pupiter, rechtopstaand. Hij zat niet, hij stond.
Dan hebben we de chance gehad om, zegt een van de personen aan de andere zijde van de tafel.
Ter linkerzijde hebben ze het nog altijd over de snarentheorie: I think here of a speech on linguistics, zegt de boekhandelaar.
Een dame die op Lacan studeerde, kroop na drie glazen rode wijn op het barmeubel en begon gek te dansen zonder meer schade toe te brengen aan het drinkgelag dan de anekdote die er over te vertellen was. Ze deed het telkens weer en kwam na verloop van tijd bekend te staan als de dame die op Lacan studeerde.
Uit de kamperfoeliestruik, links van de doorgang, valt een blad. Het komt los van een tak, wat niemand merkt, en dwarrelt in een rotvaart naar het nieuwe begin. Aan welke tak van de overigens best kronkelige kamperfoeliestruik het vastzat, had niemand gemerkt kunnen hebben, waar het terechtkwam evenmin. De val is een schroefbeweging. Uitzinnig snel draait het bladje om een luchtledige kern. Het schroeft zich in de diepte en gaat tussen de dingen liggen die er eerder terecht gekomen zijn.
Eerder dit dan dat ge terug het nest gevonden hebt, het nest met takjes van honderd andere bomen.
Omdat je, omdat je, omdat je op een andere manier.
That's quite direct.
That's quite right. De Vlamingen, verneem ik ter rechterzijde, betalen voor hun huizen 30% te veel. De door Brussel gesteunde immobiliënmaffia is er in geslaagd om de prijs zo op te drijven dat niemand een huis kopen kan zonder z'n broek te scheuren.
Het gesprek ter linkerzijde komt op maps. A map of the world. Streets. A map of streets. All these maps, zegt de boekhandelaar, make layers. There's always new maps, there's always outside of the map.
Dit is zeer inspirerend, zegt iemand, ik heb op het punt gestaan om. Een keuken, mijn keuken, zegt ze, is een plank. Geen keukeninrichting, geen kasten, de basisdingen.
My decision, zegt de boekhandelaar, is my morality. Hier woon ik, dit is het dorp. Miezerig weer.

maandag 6 augustus 2012

wereld

Le monde entier est un cactus. C'est impossible de s'assoir.
Kyoko danst, het bandje stoomt.
C'est probablement Les Négresses Vertes, noteer ik, nadat iemand me met niet na te pluizen zekerheid duidelijk maakte dat het dat was.
Mais non, gilt Willy, c'est Jacques Dutronc.
Jacques Dutronc. Dat noteer ik.

dubbel

Als ze Middeleeuwen willen, dat ze dan in die Middeleeuwen gaan rondhangen godverdomme. Wat lopen ze hier te doen als ze Middeleeuwen willen. Wat zouden ze met een peperdure BMW en een flatscreen moeten gaan doen, als ze Middeleeuwen willen. Een vuurwapen. Godverdomme. Wat zouden ze aan een vuurwapen hebben als ze Middeleeuwen willen. Op een terrasje aan het Anneessenplein thee zitten drinken. Dat deden ze niet hoor, Messieurs, in de Middeleeuwen, op een terrasje aan het Anneessenplein thee zitten drinken. Het zou me niet eens verbazen dat ze toen niet wisten wat dat is, een terrasje. Maar ga dan toch in die Middeleeuwen wonen, Messieurs, als u Middeleeuwen wilt. Koop een paard, een kameel, stap er blootsvoets naartoe desnoods, Messieurs, naar die Middeleeuwen. Ga niet heen en weer reizen tussen wat voor tijdvakken ook in rotdingen waar een zekere meneer Nostradamus, toen het overigens al ruim afgelopen was met die Middeleeuwen, rotvisioenen van kreeg. En waarom, Messieurs, u die zo aandringt op Middeleeuwen, die voor Middeleeuwen toch wel zeer ongebruikelijke plechtigheid om met een micro onder de neus uw niet eens zo denkbeeldige Middeleeuwen wereldkundig te maken. Staat dat, voor een Middeleeuwer. Wat bijscholing lijkt aanbevolen, Messieurs, als ik u zo bezig hoor. In die zo door u geprezen Middeleeuwen hadden ze geen gasmaskers en explosieven, elektriciteit was er evenmin, dat is later tot ontwikkeling gekomen, in nieuwe Middeleeuwen, niet de Middeleeuwen, Messieurs, die u bedoelt. Ga in Noord-Korea wonen, Messieurs, als dat is wat u met uw Middeleeuwen bedoelt. En hou op met dat vreselijke kingewas zo te verzorgen dat het op een tros verkoolde haring lijkt. Met wat meer beschaving onder de knie had je kunnen weten, Messieurs, Middeleeuwen of niet, dat zo'n enorme hoeveelheid feminien schaamhaar niet thuishoort op een kin. Ga dan toch een rokje dragen, Messieurs, van bovenlip tot borstbeen, zo'n naakte baard is toch best echt geen fatsoen. Komaan, Messieurs, niet dringen, hou het rustig, daar zijn uw Middeleeuwen, een zandvlakte zonder horizont. Pech, geen terrasje met dubbele moraal.

zaterdag 4 augustus 2012

ritje

Zomer 1973. Het is het jaar dat Merckx niet aan de Tour meedoet. Een dag begin augustus. Strak zonlicht. Ma is in de tuin, in de keuken misschien. Ik ga wat fietsen, zeg ik. Dat vindt ze best. We woonden toen in Torhout, in de Tuinstraat, aan een spoorweg. Het ritje had ik vaker gedaan, eerst tot aan het eind van de Tuinstraat, dan schuin linksop over een wegje tussen koterijen en velden, van sommige huizen wist ik wie er woonde, van andere niet. Zes kilometer verderop lag Lichtervelde. Ik fiets naar Tielt en van Tielt naar Nevele. Binnenbaantjes. Ik ken het parcours als m'n broekzak. In Nevele ga ik bij Pepe en Bona langs. Ze wonen aan de vaart. Zes jaar later zou Bona in die vaart verdwijnen. Het is middag, er komt kotelet op tafel, afgewerkt met boontjes en dampende aardappelen. Pepe is een schattige beer. Hij verloor een duim toen ze een kerk aan het renoveren waren. In het keukentje riekt het naar tabak en er is een wandklok. Bona zorgt voor de herrrie. Ze vindt het vreselijk dat ik opnieuw 50 kilometer te fietsen heb, verkeert in de veronderstelling dat ik van plan zou zijn om na het middagmaal weer naar Torhout te fietsen. Ik fiets naar Gent, fiets door de Gentse binnenstad, aan de Dampoort neem ik rechtsop. Boven het straatdek staat witheet zonlicht. Ik fiets naar Rupelmonde. Dat is best een eind en vlakbij Rupelmonde is er een rivier, de Rupel, ik heb geen kaart bij, er is geen brug, alleen de rivier en een roeiboot die stug door het water gaat. De veerman zet me af op de andere oever. Ik fiets naar Lier, koop onderweg wat proviand, witheet zonlicht. Van Lier gaat het naar Mortsel. In Mortsel woont Geertrui, in de Floralaan op huisnummer 4. Geertrui had ik twee jaar eerder in Davos ontmoet. De moeder van Geertrui opent de voordeur van huisnummer 4. Geertrui is er niet. De oplossing is net zo gauw bedacht, in Bokrijk is een adresje, de jeugdherberg. Ik fiets naar Turnhout, heb geen kaart bij, fiets van Turnhout naar Genk. Rond een uur of zeven sta ik voor de jeugdherberg. Hier aanbeland bedenk ik dat een overnachting in de jeugdherberg van Bokrijk me niet zint, eigenlijk. Ik spring op de fiets en rij over Turnhout naar Mortsel, bel in de Floralaan aan op huisnummer 4. Iemand opent de voordeur. Daar staat ze. Geertrui. We belanden in een kroeg.

350 kilometer, dat is de afstand. In één dag was ik, op een ouwe fiets, van Torhout naar Keulen gereden. Van Torhout naar Keulen op een ouwe fiets. Merckx had net dat jaar niet aan de Tour meegedaan. En de liefde van Geertrui won ik niet. We dronken een pintje.

vrijdag 3 augustus 2012

een zomeravond

Het mosseldiner begint met een bijzondere gebeurtenis. De hoofdredacteur overhandigt me een boekje. Moet je dit eens lezen, zegt hij.

Mijne hoorders:

Ik zou een voordracht houden. Toen ben ik gaan zitten en heb nagedacht. Niet diep. Want als ik zit, kan ik niet denken. Ik heb den Bijbel genomen en heb gelezen. Ik zocht een motto voor mijn voordracht. Ik had een vaag idee dat daar ergens moest staan: 'Gaat heen en oordeelt.' Want ik wilde schrijven over 'Vrije Studie'. Maar ik vond 't nergens en ben toen in slaap gevallen - bijna. Want 't was zondag en een vervelende dag geweest.

Zo begint een lezing die de zeventienjarige Nescio in 1900 hield, voor een of ander genootschap wellicht, dat vergat ik te noteren. Het staat in Tirade, het mei/juni nummer van 1982, bladzijde 271.

Ik smeer pastei van coquille Saint-Jacques op een cracker en lees de zin nog een keer. Ik zou een voordracht houden. Toen ben ik gaan zitten en heb nagedacht. Niet diep. Want als ik zit, Coquille Saint-Jacques, bedenk ik, het is de tweede keer, bedenk ik, bij mijn weten de tweede keer dat ik, en dit had ik niet geschreven kunnen hebben als ik van Alte Meister niet minstens 50 bladzijden gelezen had, 'hoezo' vraagt iemand, een andere keer, zeg ik, daar is nu geen tijd voor, zeg ik, en om af te ronden waar we het over hadden: dit is de tweede keer dat ik Coquille Saint-Jacques eet. Over deze bewering denk ik heel even na. De eerste keer moet tijdens een of andere trouwpartij geweest zijn.
Ik lees de zin nog een keer. Het gesprek aan tafel kwam op Alicante. In Alicante heb je op elke straathoek een frietkot, merkt iemand op. Dat stemt tot nadenken. Toen ik laatst in Màlaga rondliep, op een winteravond, merkte ik overal kebaberijen. De uitbaters van De Hemel, verneem ik, een keet waar ik overigens nooit kwam, zouden naar Màlaga verhuisd zijn, naar een dorpje net ten noorden van Màlaga.
De wijfjespauw heeft gejongd. Ze struint over het terras, vier piepjonge kuikens in het moederlijke zog. Een vos heeft het kippenbestand gedecimeerd. Alleen de haan, een blue de Landes, overleefde de strooptocht. We drinken picon vin blanc. De mosselen zijn op smaak gebracht met venkel en curry. Het schudden van de mosselen maakt het geluid van een soldatenmars.

Hoe zit het nu eigenlijk precies met het cholesterolgehalte van een ei, vraagt iemand. We hadden het uiteraard net zo goed over het testosterondebiet van de gemiddelde Marokkaan gehad kunnen hebben en de idiote, onwelriekende en vrouwonvriendelijke terreur van de sharia. Het duurt geen eeuwigheid voor de term moslimnazi in het woordenboek staat. Normandië is geschiedenis. In salafistische kringen hebben ze alle principes op een rijtje.
Als je een theezakje opwarmt in een microgolf, merkt iemand op, spat het uit elkaar.

donderdag 2 augustus 2012

aaps (3)

Net voor de Heirnislaan, tussen de Dampoort en het kruispunt met de Kasteellaan, fietst een jonge vrouw. Ze is zomers gekleed, een truitje en een rok die net niet tot de knieën reikt. Over het voetpad struinen twee Marokkanen. Als ze het meisje zien, maakt een van de Marokkanen een geile buiging. Je merkt van op afstand dat ze er zin in hebben. Het meisje negeert de révérence. Je zou wel. Het probleem met die Marokkanen is dat ze in elke vrouw die ze zien, tenzij ze van voorhoofd tot schijnbeharing gesluierd is, een slet zien, zo zit het met die Marokkanen. Het zijn taferelen die zich ook in Gent voordoen. Ik ben er net zo vaak de dupe van, met m'n rokje. Ze kunnen het echt niet laten om een opmerking te maken. En stel je voor: wij maken een opmerking over hen, over dat bargoense gedrag. Dat zint ze nog minder. Naakt lopen ze over straat, nooit met een dame of zo, altijd met z'n tweeën, naakt. Ze zijn zo naakt dat je in hun geile blik de klotsende ballen kan zien, het domme geweer, het domme gezwets van de domme profeten. Je ziet geen Marokkaanse of Turkse mannen en vrouwen samen over straat wandelen, dat zou wat zijn zeg. In Mokabon, het koffiehuis in de Donkersteeg, komen bij mijn weten geen vrouwen van allochtone origine. In de schaduw van de besnorde bedgenoot leiden ze een anoniem, gesluierd bestaan. Ze baren de kinderen, het zijn geiten, meer betekenis hebben ze niet.

donderdag 2 augustus



Nieuwe situatie.

aaps (2)

STRAKS KOMEN HIER GEEN MOOIE VROUWEN MEER, dat is de titel van een stuk in De Standaard, op bladzijde 24/25, vandaag. De auteur is Wouter Woussen. Een portret van de Marokkaanse gemeenschap in de Anneesenswijk, Brussel 2012. Goed zeg. De titel spreekt voor zich, eigenlijk, maar wie ben ik om daar een mening over te hebben. Hebben die moslims dan soms geen mooie vrouwen in hun moslimsgemeenschap? Een eerste contradictie. De moslimdames gaan gesluierd. Hun schoonheid is verboden. Waarom? Wat voor reden zou dat hebben. De moslimmannen hebben een sik, een baard, een mes. Wat voor fatsoen is dat nou. Hoe komt het dat op die terrassen aan het Anneessenplein alleen mannen zitten. Ik vraag het, meer doe ik niet, het is een vraag. Hoe komt het dat er alleen mannen zitten. Hebben ze geen vrouwen, soms. Is dat de reden waarom we op die terrassen aan het Annessenplein geen vrouwen zien. Als ze vrouwen hebben, hoe komt het dat die vrouwen amper zichtbaar zijn. Hebben ze rechten? Ze zitten niet op de terrasjes van het Anneessenplein. Hoe komt dat zo. Hebben vrouwen niet net zo goed het recht om thee te drinken op een openbare plaats? Nee hoor, de vrouwen zijn het uitschot. Wat die Marokkanen echt leuk vinden is naar de plaatselijke grieten kijken en ze lastig vallen. Dat is het probleem met die Marokkanen, ze hebben geen fatsoen.

woensdag 1 augustus 2012

Cézanne

In De Gekroonde Hoofden zit een Cézanne aan tafel. Twee mannen. Ze hebben elk een portie ribbetjes besteld, leunen op het tafelblad.  De persoon ter linkerzijde snijdt het ribstuk in aparte stukjes, voor hij aan het eerste stuk begint, de ander snijdt telkens één stukje, knauwt het af, neemt nog een stukje, dan nog een.

aaps (1)

Het genderracisme van de Marokkanen afwimpelen als een probleem met enkele tientallen hangjongeren is naïef. Het gaat om personen die in Europa onderdak zochten, om wat voor reden ook, en, zoveel is duidelijk, niet rijp zijn voor een multiculturele samenleving.
In deze blog werd een tijd geleden een stukje gepost over de belevenissen van Francesca, een jongedame met donkere huidskleur, die met haar blanke vriend in Marokko geweest was. Slechtste reiservaring ooit, zei ze. Het sexisme van de Marokkanen is een racisme, in Marokko zijn vrouwen sletten of huismeubilair, meer rechten hebben ze niet. Zo'n Noord-Afrikaan heeft geen idee van wat een vrouw is of zou kunnen zijn. De sharia is het probleem, een Middeleeuwse doctrine die sinds die Middeleeuwen geen centimeter opgeschoten is. Op mentaal vlak hebben we, het beeld is duidelijk genoeg, een gemeenschap die op wat aspecten na in de vroege Middeleeuwen bleef hangen, zich op materieel niveau aanpaste aan de nieuwe levensstijl, ze hebben auto's en laptops en zo, maar op spiritueel niveau schoten ze geen centimeter op. Dat is aan de Koran te wijten. In dat boek staat niet één zin die spiritueel niveau heeft. Het is het relaas van een raaskallende imbeciel. Zolang ze aan de Koran vasthouden hoort van de Marokkaanse gemeenschap niet al te veel verwacht te worden.
In zo goed als alle commentaren over het probleem met die hangjongeren lees je dat de Korangemeenschap zich buiten het probleem plaatst. Het zou om jongeren gaan die, enzovoort. Ze volgen de Koran niet, lees ik dan. Net de Koran is het probleem. Of hun pik richting Mekka staat of niet is van ondergeschikt belang. Bijbel en Koran dwingen tot geestelijke slavernij. Een mens kan zich pas mens noemen als hij of zij van deze slavernij verlost is. Een ander ultimatum is er niet.
Het is de korangemeenschap die dit soort probleemjongeren produceert, en, niet naïef zijn, ze doen er alles aan om de productie op peil te houden. In de moskeeën prediken salafisten, en als er geen salafist predikt zijn ze niet beter af, ze prediken het imbeciele gedachtegoed dat ze net zo goed in de protestantse en katholieke kerken prediken. Het is één pot nat. Er is geen god. Een boom, aarde, stuifsel, een insect, zonlicht, meer is er niet.