zaterdag 11 augustus 2012

zon

Iemand die vlak tegenover me aan tafel zit en aan een veggie hamburger peuzelt, een veggie hamburger die hij overigens maar zeer gedeeltelijk afwerken zal, merkt op dat hij het best grappig vindt dat franstalige landgenoten een klooster in Malonne met het woord NON bekladden.

In zeno, een van de weekendbijlages van De Morgen, staat het levensverhaal van een non. Het zit in het woord zelf, vervloeking, schanddaad. Zo zit het nu eenmaal met religie, het is een schandelijk misdrijf, een lasterlijke geesteloosheid, een publieke onanie van suf hersenweefsel. Religie is geen recht, tenzij we naast domheid en vulgariteit ook het recht op geestelijke slavernij toevoegen aan het manifest van mensenrechten. In dat geval leest het levensverhaal van Sarolta Körossy als een sprookje. Op 22jarige leeftijd belandt ze in Brugge, in een klooster van de Arme Klaren. Het is oorlog. Op een keer had ze naar de blauwe lucht gekeken, in De Morgen hebben ze het over de kleine Sarolta, de kleine Sarolta die naar de blauwe lucht keek en tien zweepslagen krijgt omdat ze dat doet, wat verklaart waarom er kleine Sarolta staat. Hoe oud ze ook wordt, ze overleeft veel van de andere nonnen, groeien doet ze niet. Je kweekt geen rozen in een met zand gevulde emmer. De zweepslagen worden een dagelijks ritueel. Tijdens de dagelijkse publieke biecht bedachten ze gauw een of andere zondige gedachte, de meest zondige dat ze geen zondige gedachten hadden, en wat voor zondige neuskeutel ze ook tevoorschijn haalden, ook als ze niet zo gauw zo'n keutel wisten te bedenken: twintig zweepslagen. In de marge van dit vermaak woon ik in een kerk in Torhout gedurende enige tijd de wekelijkse hersenspoeling bij. Het is oorlog. Met religie is het altijd oorlog. Het idiote levensverhaal van Sarolta Körossy is niet afgelopen. Op 22jarige leeftijd wordt ze kaalgeschoren, haar borsten worden krachtig platgedrukt met een strak keurslijf, dat doet pijn, ze komt in een habijt dat als een koker zit, 'was er een Afghaanse in boerka in het klooster verschenen,' merkt Douglas De Coninck op, de auteur van het stukje, 'dan zou dat een statement van vrouwenemancipatie geweest zijn.' Ze belandt in een kleine cel. Hier brengt ze haar leven door. Ze bidt. Meer doet ze niet. Ze bidt. Om de goddeloosheid te keren van een wereld zonder ander mikpunt dan het geile genot van geld en macht en god. En dan, opeens, twintig jaar geleden, kopen ze een kasteel, zij en de andere nonnen. Het schokt de natie. Natuurlijk hadden ze dat kasteel te kopen. Berglund kocht een villa in Sintra. Je kan niet alles willen. De geesteszieke architectuur van Versailles, merkt de persoon op die vlak tegenover me aan tafel zit, met de veggie burger liep het fout, is voor wie er recht op heeft.
Zo ongeveer op het moment dat Sarolta in Brugge belandt, in het klooster van de Arme Klaren, waar ze kaalgeschoren en verkracht wordt, belandt mijn moeder in een kostschool in Wervik. Het is een ommuurd terrein met wat gebouwen en nog wat dingen. De meisjes slapen op zolder. 's Avonds stapt ze over het speelplein. Ze stapt naar de poort en opent de poort. Ze opent de poort. Moeder overste komt aanstappen, stapt op mijn moeder toe. Er volgt een reprimande. Wat doe je hier, zegt de non. Ik kijk naar de zon, zegt het meisje. Boven de velden van Wervik staat een prachtige zonsondergang. De non en het meisje kijken naar de zonsondergang. Ze staan buiten de schoolpoort, op het wegje, kijken naar de zonsondergang. Na die keer mag ze telkens ze daar zin in heeft naar de zonsondergang gaan kijken. De meisjes slapen op zolder, zij staat naar de zonsondergang te kijken.

Geen opmerkingen: