zaterdag 4 augustus 2012

ritje

Zomer 1973. Het is het jaar dat Merckx niet aan de Tour meedoet. Een dag begin augustus. Strak zonlicht. Ma is in de tuin, in de keuken misschien. Ik ga wat fietsen, zeg ik. Dat vindt ze best. We woonden toen in Torhout, in de Tuinstraat, aan een spoorweg. Het ritje had ik vaker gedaan, eerst tot aan het eind van de Tuinstraat, dan schuin linksop over een wegje tussen koterijen en velden, van sommige huizen wist ik wie er woonde, van andere niet. Zes kilometer verderop lag Lichtervelde. Ik fiets naar Tielt en van Tielt naar Nevele. Binnenbaantjes. Ik ken het parcours als m'n broekzak. In Nevele ga ik bij Pepe en Bona langs. Ze wonen aan de vaart. Zes jaar later zou Bona in die vaart verdwijnen. Het is middag, er komt kotelet op tafel, afgewerkt met boontjes en dampende aardappelen. Pepe is een schattige beer. Hij verloor een duim toen ze een kerk aan het renoveren waren. In het keukentje riekt het naar tabak en er is een wandklok. Bona zorgt voor de herrrie. Ze vindt het vreselijk dat ik opnieuw 50 kilometer te fietsen heb, verkeert in de veronderstelling dat ik van plan zou zijn om na het middagmaal weer naar Torhout te fietsen. Ik fiets naar Gent, fiets door de Gentse binnenstad, aan de Dampoort neem ik rechtsop. Boven het straatdek staat witheet zonlicht. Ik fiets naar Rupelmonde. Dat is best een eind en vlakbij Rupelmonde is er een rivier, de Rupel, ik heb geen kaart bij, er is geen brug, alleen de rivier en een roeiboot die stug door het water gaat. De veerman zet me af op de andere oever. Ik fiets naar Lier, koop onderweg wat proviand, witheet zonlicht. Van Lier gaat het naar Mortsel. In Mortsel woont Geertrui, in de Floralaan op huisnummer 4. Geertrui had ik twee jaar eerder in Davos ontmoet. De moeder van Geertrui opent de voordeur van huisnummer 4. Geertrui is er niet. De oplossing is net zo gauw bedacht, in Bokrijk is een adresje, de jeugdherberg. Ik fiets naar Turnhout, heb geen kaart bij, fiets van Turnhout naar Genk. Rond een uur of zeven sta ik voor de jeugdherberg. Hier aanbeland bedenk ik dat een overnachting in de jeugdherberg van Bokrijk me niet zint, eigenlijk. Ik spring op de fiets en rij over Turnhout naar Mortsel, bel in de Floralaan aan op huisnummer 4. Iemand opent de voordeur. Daar staat ze. Geertrui. We belanden in een kroeg.

350 kilometer, dat is de afstand. In één dag was ik, op een ouwe fiets, van Torhout naar Keulen gereden. Van Torhout naar Keulen op een ouwe fiets. Merckx had net dat jaar niet aan de Tour meegedaan. En de liefde van Geertrui won ik niet. We dronken een pintje.

Geen opmerkingen: