zaterdag 25 augustus 2012

kak

Ik viel in de wécépot. Procentueel inschatbaar futiel, één twee drollen. Is bekend gemiddeld hoeveel drollen we kakken? Iemand heeft een studie gemaakt, herinnerde ik me, van de tijd die we kakkend doorbrengen. Andermans drollen kakken, zo ver staan we niet. Het huis in de Knokkestraat, om een voorbeeld te geven, heeft geen beerput. Ik kocht een huis zonder beerput. De beerput zit bij de buren. Het huis gebruikt de beerput van de buren. Iemand die geen aars heeft, de vergelijking lijkt op een of andere manier best doeltreffend, en om te kakken de aars gebruikt van een belendend persoon, wat die persoon nooit ontdekt omdat kakken nu eenmaal iets is waar hij of zij amper over nadenkt. Er zijn studies gewijd aan het procédé maar die heeft de persoon in kwestie niet gelezen. Wat mensen doen als ze kakken. Ze bladeren in een magazine, lezen een roman, lossen een sudoku op. Het einde van mensen in 1967, van Brusselmans, las ik op een plee in Oudburg. Hersens, pik en aars, lees ik op een andere bladzijde, dat zijn de productiemiddelen. Het verklaart de attitude van de heren op het Anneessensplein, de vrouw is een machine, er hoort eventueel wat uitleg bij, al het overige is overbodig. Als je weet hoe je een fotokopieerapparaat bedienen moet, dan weet je hoe je een vrouw gebruiken kan.

Geen opmerkingen: