vrijdag 21 augustus 2015
Ronny
Ronny zit onder de rozelaar. De uitgebloeide rozelaar. Hij zit altijd op hetzelfde plekje, dezelfde stoel, aan wat je hetzelfde tafeltje had kunnen noemen, onder de rozelaar. Hij is niet geneigd om wie ook aan te spreken. Daar heeft hij geen zin in. Z'n ouwers heeft hij drie maanden geleden, intussen een eeuwigheid, voor het laatst gezien. Pa had hij niet kunnen uitleggen dat iemand hem met een mes bedreigd had, dat had de ouwe in geen tienduizend jaar begrepen kunnen hebben. Z'n moeder wou hij niet lastig vallen met een euvel van dermate bedenkelijke kwaliteit dat hij er zelf wakker van lag. Dat de bovenbuur, een Irakees, gestoord individu, hem met een mes bedreigd had. Met een mes godverdomme. Die Irakees had een mes bovengehaald en was van plan geweest om de hele troep lek te prikken. Daar wou hij pa en ma niet lastig mee vallen. Dat die Irakees. Tot twee jaar geleden was pa redelijk goed te been. Tegenwoordig gaat het wat minder. Dat met het mes had hij zelfs met handboek ter inzage niet uitgelegd gekregen. Hij zit strak naar me te kijken, wil weten dat ik begrijp wat hij bedoelt, dat hij in Oostakker geboren is en er opgroeide zonder dat ook maar iemand hem met een mes bedreigd had. Tijdens het dispuut had de Irakees opeens een mes. Ronny zit onder de rozelaar en vertelt me hoe vreselijk het was, dat mes. Ik negeer het mes, vraag wat voor job hij had. Schepenbouw, zegt hij. Lassen, zeg ik. Het idee dat hij metalen platen aan elkaar te lassen had, is zo buitensporig dat ik het zo goed als meteen verticaal klasseer. Ronny zat in een andere sector van de werf, in die sector waar ze nadachten over wat het worden kon, waar ze het model bekeken. Om een of andere reden kijk ik naar het wegdek en de auto's en iemand die over het voetpad stapt.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten