Hoe lang detoxt ge al, vragen ze. Zes weken, zeg ik. Morgen is het zes weken.
Het probleem met detoxen is, ge wordt er zo nuchter van dat ge van puur miserie zoudt gaan drinken.
zaterdag 31 december 2016
vrijdag 30 december 2016
plekken #14 [3]
plekken #14
[3] Deze kaas is voor Flavius Lullus. De tweede rechts voorin op de zesde rij van onder te beginnen. Deze geen sporen van vingerafdrukken vertonende kaas op twee rechts voorin is voor de luie reet van Flavius Lullus. Echt een schatje, die Flavius Lullus uit Herculaneum, een brallend, grollen schijtend drankorgel waar Focquenbroch en Pook een fluit aan kunnen zuigen.
Ik heb geteld op twee rechts voorin één pond drek, dus voor Flavius Lullus is deze plek.
Door niet aflatende oprispingen van ijver kwam ik in de groep gauw als Het Telraam bekend te staan. Ik telde de kazen, na de handen gewassen en vinger na vinger in de rubberhandschoenen gemurwd te hebben, een vervelend karweitje, tien keer het rubbertje aantrekken voor ik beginnen kon. Het tellen verving de verzen van Köhler, 2 meter crêpe-de-chine 'n bustenhouder 2 el zijden lint, waarvan ik er enkele uit het blote hoofd kende, wat met het laatste vers op twee honderd en een en zestig eindigde. Van de driehonderdvierenzestig kazen ging het om de tweehonderdeenenzestigste. Tot ik in de altijd eendere posities van het Euclidische model nieuwe patronen ontdekte. Tweehonderdzestig en tweehonderdtweeënzestig hadden exact dezelfde vorm, hetzelfde gewicht, dezelfde kleur, ze hadden dezelfde geur en ze smaakten hetzelfde, ze waren niet anders dan tachtigduizend doden waarvan er niet eentje een naam had. In de orde die ik bedacht hadden Lullus en Broch, of hoorden ze die ene plek te hebben, Lullus de tweede kaas op rechts voorin, Broch net eronder, maar ik vergiste me vaak, de berekeningen klopten niet, tot ik in een schriftje de namen en hun exacte positie begon bij te houden. Na verloop van tijd kende ik drieënzeventig posities uit het blote hoofd. [ ]
[3] Deze kaas is voor Flavius Lullus. De tweede rechts voorin op de zesde rij van onder te beginnen. Deze geen sporen van vingerafdrukken vertonende kaas op twee rechts voorin is voor de luie reet van Flavius Lullus. Echt een schatje, die Flavius Lullus uit Herculaneum, een brallend, grollen schijtend drankorgel waar Focquenbroch en Pook een fluit aan kunnen zuigen.
Ik heb geteld op twee rechts voorin één pond drek, dus voor Flavius Lullus is deze plek.
Door niet aflatende oprispingen van ijver kwam ik in de groep gauw als Het Telraam bekend te staan. Ik telde de kazen, na de handen gewassen en vinger na vinger in de rubberhandschoenen gemurwd te hebben, een vervelend karweitje, tien keer het rubbertje aantrekken voor ik beginnen kon. Het tellen verving de verzen van Köhler, 2 meter crêpe-de-chine 'n bustenhouder 2 el zijden lint, waarvan ik er enkele uit het blote hoofd kende, wat met het laatste vers op twee honderd en een en zestig eindigde. Van de driehonderdvierenzestig kazen ging het om de tweehonderdeenenzestigste. Tot ik in de altijd eendere posities van het Euclidische model nieuwe patronen ontdekte. Tweehonderdzestig en tweehonderdtweeënzestig hadden exact dezelfde vorm, hetzelfde gewicht, dezelfde kleur, ze hadden dezelfde geur en ze smaakten hetzelfde, ze waren niet anders dan tachtigduizend doden waarvan er niet eentje een naam had. In de orde die ik bedacht hadden Lullus en Broch, of hoorden ze die ene plek te hebben, Lullus de tweede kaas op rechts voorin, Broch net eronder, maar ik vergiste me vaak, de berekeningen klopten niet, tot ik in een schriftje de namen en hun exacte positie begon bij te houden. Na verloop van tijd kende ik drieënzeventig posities uit het blote hoofd. [ ]
salade de jour
A l'érection de l'oeuvre on livrait que les veuves.
Introduction de la salade en présence d'une douzaine de crevettes.
Des éruptions taille maigre, épreuves
banquaires demi-sec, crampes immoreux au vinaigre du canaille.
Introduction de la salade en présence d'une douzaine de crevettes.
Des éruptions taille maigre, épreuves
banquaires demi-sec, crampes immoreux au vinaigre du canaille.
zondag 25 december 2016
zondag 25 december
Ik kijk niet uit naar kerstdag en ik ken geen mensen die er wel naar uitkijken. Het is een vreselijke situatie, zo'n kerstdag. Kerstavond is geen zak beter. Ik heb het opgegeven om uit te zoeken of er op 24 december 's avonds wat te beleven valt. In de Turkse buurt zijn de restaurants open. Het loopt tegen halfzeven als ik er om een of andere reden passeer en er zit geen mens aan tafel. De jongens die de tafels doen hebben er zin in. In witte hemden stappen ze levenslustig en grapjes makend door de lege gelagzalen waar alles is zoals het door Joseph Roth beschreven werd. Om aan de onheilspellende tristesse van kerstavond te ontkomen ben ik op een keer drie dagen voor het zover was naar het zuiden gereden. De eerste nacht sliep ik op een parking in de buurt van Nîmes, in de laadruimte van m'n auto, een parking waar op m'n bleke karretje na alleen trucks stonden. Een nacht later bevond ik me ter hoogte van Murcia in een dennenbos vlak bij de zee en op kerstavond in Màlaga, waar, het was te voorspellen geweest, geen zak te beleven viel. Ik geloof dat ik eerst wat door de binnenstad dwaalde, op straat was geen hond, er in de hotelkamer een vroege nacht van maakte en 's ochtends vroeg de benen nam naar Portugal.
Kerstdag. Dit keer is 't een zondag. Alle winkels zijn dicht. Bij de bakker kan ik geen broodjes kopen, de zaak is dicht, in de krantenwinkel geen tabak, daarvoor heb ik helemaal tot aan een tankstation te fietsen. Kranten die de ellende van de vorige dag becommentariëren zijn er gelukkig niet. Een witte kerst zou het toch niet worden, dat hadden ze weken geleden al beslist. En wat ik 's middags al voelde aankomen: ook alle eetplekken zijn dicht, met grote nadrukkelijkheid, het is een collectief besluit. Het keukenpersoneel is nog niet helemaal hersteld van de opgelopen schade.
Ik gooi het kunstencentrum open en stel vast dat we zonder koffie zitten. Als ik dàt wereldkundig maak, sturen ze een filmploeg op me af.
Kerstdag. Dit keer is 't een zondag. Alle winkels zijn dicht. Bij de bakker kan ik geen broodjes kopen, de zaak is dicht, in de krantenwinkel geen tabak, daarvoor heb ik helemaal tot aan een tankstation te fietsen. Kranten die de ellende van de vorige dag becommentariëren zijn er gelukkig niet. Een witte kerst zou het toch niet worden, dat hadden ze weken geleden al beslist. En wat ik 's middags al voelde aankomen: ook alle eetplekken zijn dicht, met grote nadrukkelijkheid, het is een collectief besluit. Het keukenpersoneel is nog niet helemaal hersteld van de opgelopen schade.
Ik gooi het kunstencentrum open en stel vast dat we zonder koffie zitten. Als ik dàt wereldkundig maak, sturen ze een filmploeg op me af.
zaterdag 24 december 2016
zaterdag 24 december
[1] Ik had de oproep op een haar na gemist. Wie kwam ook op het idee om me te bellen terwijl ik het stof nog van me af te schudden had. Ze heette K, wist ik, wat ze niet zei. De oproep was onbeantwoord gebleven en de ongerustheid die sinds gisteravond in alle hoeken van het appartement een niet waar te nemen en net hierdoor in het kraaknette interieur een steeds duidelijker aanwezige ruwe, onaffe vlek geworden was, had ze ook na het sturen van het mailtje niet van zich af kunnen zetten. Waarom bleef de telefonische oproep onbeantwoord? Had ze het juiste nummer? Wat een farce dat ze dit net vandaag af te werken had. Ze had ze niet het minste idee wie ze aan de lijn gekregen had kunnen hebben. Het hoofd van de dienst Spoedgevallen die sinds acht uur met grauw wordende vertwijfeling op haar oproep had zitten wachten? Net nu ze de onzekerheid niet langer van zich afzetten kon, een halve minuut had ze in het kopje koffie zitten roeren, zat de onbenul met z'n broek op de knieën het Zweedse kruiswoordraadsel in te vullen. Dwergschildpad, lidwoord, slaginstrument. Twee suikerklontjes, zo was het wel genoeg. Op de achterbank van de limousine met Nederlandse nummerplaat lag, of zat, een naar verluidt platinablonde dame. Zesenveertig jaar oud was ze, zo bleek. De rechercheur in het amper bemeubelde kantoortje controleerde het witte handtasje met de naar zijn smaak iets te ordinaire schouderketting, de sticker van een Maltezer op de kleine geldbeugel en een vrij recente foto op de ID-card die geen blondine maar een brunette bood. Had ze wat anders bij, toen ze haar aantroffen, dan de witte nylons en de witte Jarretelle Vierge die ze had aangehad? De dame belde me.
Het is volstrekt niet mijn bedoeling, lees ik, deze kleine geïsoleerde pogingen te overschatten. Ze hebben uiteraard op de ontwikkeling van de gebeurtenissen niet de geringste invloed gehad. [Op de ontwikkeling van de gebeurtenissen hebben ze uiteraard niet de geringste invloed gehad.] Maar ze hebben ons zelf - en een enkele onbekende lezer - geholpen. Ze hebben het gruwelijke isolement, de innerlijke vertwijfeling verzacht waarin een werkelijk menselijk voelende mens van de twintigste eeuw zich bevond - en zich nu vijfentwintig jaar later weer bevindt, even machteloos tegenover de overmacht, als het niet nog machtelozer is. Sla het boek dicht, zonder het paginanummer op te merken, controleer de biomassa in de wc-pot en spring bedachtzaam om met de hoeveelheid toiletpapier die je zonder hierover na te denken maar toch enigszins voorzichtig tegen je kontgat aandrukt. En wie haalt het in z'n hoofd om me net dan op te bellen. Ja, mevrouw, komt in orde mevrouw, halftwee is prima.
[2] Afgaand op het heldere stemgeluid aan de andere kant van de lijn bleek het beeld dat ik van de dame had niet te kloppen, voor zover de stem, die minder door plaatselijke tongval besmet was dan ik me had voorgesteld, iets zinnigs aan haar toch wel zeer onvolledige samenstelling toegevoegd had kunnen hebben. Wist zij wie ik was? Nee. Had ze mijn leeftijd kunnen schatten? Nee. Wist ze dat ik me nog niet geschoren had? Nee. Wist ze dat ik naakt was? Nee. Omdat het aangenamer was bovendien om haar licht ontstemde alt in de rechter oorschelp te hebben dan het schele salvo van de elektrische wekker, kroop ik bereidwillig overeind, net zo bereidwillig als een hond gedaan zou hebben, zonder aan m'n reet te krabben hoewel zich daar ongeveer gelijktijdig een plotse huidirritatie voordeed.
Het pakje. Wist ik van het pakje? Nee. Bedoelde ze het in aluminiumfolie verpakte overschot van de Syrische hamster die iemand me twee dagen eerder toegestuurd had? O, ja, precies, de kist bedoelde ze. Met zo'n kist kon je geen trein op, hoewel ze dat overwogen had. Ze had een taxi gebeld, zei ze. Kon halftwee? Alles kon. Het dreigde wel heel erg duur te worden, zei ze, als de taxi-chauffeur niemand aantreffen zou. Geen erg, komt in orde, zei ik. Is kwart voor net zo goed, informeerde ik. Ik draaide me met een lome slalom over het bed en zocht de wekker. [ ]
[1] Stefan Zweig, Herinneringen van een Europeaan.
Het is volstrekt niet mijn bedoeling, lees ik, deze kleine geïsoleerde pogingen te overschatten. Ze hebben uiteraard op de ontwikkeling van de gebeurtenissen niet de geringste invloed gehad. [Op de ontwikkeling van de gebeurtenissen hebben ze uiteraard niet de geringste invloed gehad.] Maar ze hebben ons zelf - en een enkele onbekende lezer - geholpen. Ze hebben het gruwelijke isolement, de innerlijke vertwijfeling verzacht waarin een werkelijk menselijk voelende mens van de twintigste eeuw zich bevond - en zich nu vijfentwintig jaar later weer bevindt, even machteloos tegenover de overmacht, als het niet nog machtelozer is. Sla het boek dicht, zonder het paginanummer op te merken, controleer de biomassa in de wc-pot en spring bedachtzaam om met de hoeveelheid toiletpapier die je zonder hierover na te denken maar toch enigszins voorzichtig tegen je kontgat aandrukt. En wie haalt het in z'n hoofd om me net dan op te bellen. Ja, mevrouw, komt in orde mevrouw, halftwee is prima.
[2] Afgaand op het heldere stemgeluid aan de andere kant van de lijn bleek het beeld dat ik van de dame had niet te kloppen, voor zover de stem, die minder door plaatselijke tongval besmet was dan ik me had voorgesteld, iets zinnigs aan haar toch wel zeer onvolledige samenstelling toegevoegd had kunnen hebben. Wist zij wie ik was? Nee. Had ze mijn leeftijd kunnen schatten? Nee. Wist ze dat ik me nog niet geschoren had? Nee. Wist ze dat ik naakt was? Nee. Omdat het aangenamer was bovendien om haar licht ontstemde alt in de rechter oorschelp te hebben dan het schele salvo van de elektrische wekker, kroop ik bereidwillig overeind, net zo bereidwillig als een hond gedaan zou hebben, zonder aan m'n reet te krabben hoewel zich daar ongeveer gelijktijdig een plotse huidirritatie voordeed.
Het pakje. Wist ik van het pakje? Nee. Bedoelde ze het in aluminiumfolie verpakte overschot van de Syrische hamster die iemand me twee dagen eerder toegestuurd had? O, ja, precies, de kist bedoelde ze. Met zo'n kist kon je geen trein op, hoewel ze dat overwogen had. Ze had een taxi gebeld, zei ze. Kon halftwee? Alles kon. Het dreigde wel heel erg duur te worden, zei ze, als de taxi-chauffeur niemand aantreffen zou. Geen erg, komt in orde, zei ik. Is kwart voor net zo goed, informeerde ik. Ik draaide me met een lome slalom over het bed en zocht de wekker. [ ]
[1] Stefan Zweig, Herinneringen van een Europeaan.
plekken #15
N°50 SHAPE, Belgium. In the service of peace and security. Supreme Headquarters Allied Powers Europe. Au service de la paix et de la sécurité. Grand quartier général des puissances alliées en Europe. Geen postzegel, niet afgestempeld, geen bestemmeling.
N°55 Hasselt. Virga Jesse ziekenhuis (1961). J.V.d.B. [252/11]
N°56 Hasselt. T T (Twee Toren) Wijk (1973). J.V.d.B. [252/13]
N°55 Hasselt. Virga Jesse ziekenhuis (1961). J.V.d.B. [252/11]
N°56 Hasselt. T T (Twee Toren) Wijk (1973). J.V.d.B. [252/13]
donderdag 22 december 2016
donderdag 22 december
PICTURE THIS - PICTURE THAT. 2BA Architectuur Luca, keuze-atelier fotografie. Docenten: Wouter en Petra.
Laatste project in de Lucas Munichstraat. 70 studenten. Een korte en drukke openingsavond. In de zaal achterin hebben we tot 30 december wel nog The Pursuit of The Gentlemen's Gentlemen.
Laatste project in de Lucas Munichstraat. 70 studenten. Een korte en drukke openingsavond. In de zaal achterin hebben we tot 30 december wel nog The Pursuit of The Gentlemen's Gentlemen.
dinsdag 20 december 2016
plekken #14
N°54 Oostende. Het Strand. La Plage. The Beach. Der Strand. [C 25] Grijze postzegel met beeltenis van Koning Boudewijn ter waarde van 1,50 BF, afgestempeld te Oostende. Extra poststempel met de mededeling VERMELD DE POSTNUMMERS. Augustus 1969 [?]. Geadresseerd: Mevr. A. Olivier, Markt 21, Gavere. Vele groeten uit Oostende. Mieke, Marie-Paule, Cécile, Bartje, Claudine, Daniël.
N°46 Abbaye de Maredsous. Fromagerie - Affinage. [1] Lucien had een tripel gedronken en daarna ook nog een halve liter kruidenwijn, en nog een tripel, en was reeds vroeg op de avond duifje beginnen zeggen, wat hij goed komt het uit tegen elk van de paters had kunnen zeggen, novice of niet, maar dit keer had hij het dus op mij gemunt en was hij over de kazen begonnen. Hij had m'n expertise bejubeld en zou de bewijslast ongetwijfeld ook aan iedereen getoond hebben als hij de foto had bij gehad.
Ik neem aan dat het weinig uitmaakte of we de kazen telden of niet. Ik deed het ook alleen maar omdat ik als leek weinig geestelijke arbeid te verrichten had. Ik telde niet alle kazen, wat per karretje toch altijd dezelfde uitkomst gaf, maar alleen die exemplaren die er om een of andere reden uitsprongen, kazen waar iets mee was, die tijdens het rijpingsproces een iets donkerder of net een iets blekere kleur kregen of aan een van de hoeken, want ronde kazen deden we niet, een scheurtje vertoonden. Soms was er ook wel eentje dat wat dikker dan de andere stond of vroeg ik me af welke kaas van al die kazen als eerste en welke als laatste aangesneden zou worden. Los hiervan kwam ik tijdens het werk in de kelder maar zelden tot overwegingen van filosofische aard, niet omdat ik daar van nature weinig mee had maar omdat heel wat praktische beslommeringen in de weg stonden. Het rangschikken en tellen van de kazen nam al mijn aandacht, vooral het tellen en het van vooraf aan beginnen telkens Lucien een dwaze lol bedacht. He, heb je gehoord waar Augustinus, die lul de profeet, gisteren mee afkwam, hinnikte hij, tussen twee partijen verse kaas door. Euh, nee, zei ik. En meteen was ik de tel kwijt. [2] Euclidische ruimte. Hoogtepunt.
In de koelruimte hebben ze sinds eind jaren vijftig alleen de blokkaas, elke kaas 1 kilo. Ik kwam van de coöperatieve, waar een geur van urine en verse melk is. De koeien hadden we niet te melken, daar hadden ze een machine voor. Als het tegenzat, zat ik met een stok achter die rotbeesten aan. De eerste keer hotsten ze zowat elke kant uit die je maar bedenken kon alsof er werkelijk niet één was die door had wat van ze verwacht werd. Euclides en Walter had ik opgegeven. In Canet de Mar - waar ik op het eerste boven de churreria van Pepe woonde, waar Maria Llama voor gezorgd had, Maria die ik een jaar eerder op een camping in de buurt van El Escorial ontmoet had een dag voor we samen het Monumento Nacional de Santa Cruz delle Valle de los Caidos bezochten waar ze haar broer weghalen wilde - had ik twee Syrische hamsters gehad, de oudste en dikste van beide genoemd naar Walter Benjamin, die verlekkerd waren op de Madrileense churros die Pepe bakte en elk een apart hok hadden. Euclides en Walter konden niet mee op het kamertje natuurlijk, Plato en Riemann evenmin, een tegenslag die ik slechts te boven kwam door mij met zenuwslopende precisie op de conservatie van de in duizelingwekkend lange rijen uitgestalde blokkaas toe te leggen en mij in het mysterie van die zuivere constructie te verdiepen, een constructie die verrassend exact aan het Euclidische model beantwoordde en dezelfde aanblik bood als de wijken met woonblokken die ik in Parijs en Madrid gezien had.
Geen van de zeven godsbewijzen, al moet ik toegeven dat ik niet weet hoeveel het er precies zijn, Lucien had er in z'n eentje ongetwijfeld vijftig bedacht kunnen hebben, kon op tegen het simpele apogeum van de naast en boven elkaar gestapelde kazen. Het kosmologische godsbewijs bijvoorbeeld, dat alles een oorzaak hebben moet, waarover schriftgeleerden zich een breuk dachten. Ik was elf, geloof ik, zei ik, die keer toen we elk nog één kaas in te brengen hadden, elke kaasblok net als alle andere kazen exact 1 kilo, en er maar één plekje overgebleven waar we de kaas hadden kunnen plaatsen, en had net met zes van de naar schatting zeven godsbewijzen afgerekend... Hoewel het er ook meer kunnen zijn, merkte Lucien op alsof hij elk aantal, of het godsbewijzen of kazen betrof of wat het ook was wat hij bedoelde of misschien net niet bedoelde, een te verwaarlozen pillerij vond. Euh, ja natuurlijk, gaf ik toe, dat spreekt voor zich, zei ik, het kunnen er meer zijn. Ik ken er honderd uit het blote hoofd, zei hij. Honderd..., zei ik geschrokken. Zo'n wijf waar je lul van afvalt, als dat er niet eentje is weet ik het ook niet, grinnikte hij. Waarmee hij ongetwijfeld zijn Maria bedoelde. Zijn Maria, dat was een blondine uit Menen die een kleine van hem had. Allez vooruit, ge weet toch wat ge gedaan hebt of niet godverdomme. Mijn kosmologie, besloot hij, ik stond met m'n mond vol tanden, om het over die grootspraak te hebben, zei hij, ligt om elke straathoek en alles wat zich tussen twee van zulke straathoeken afspeelt, als het kind dan toch een naam moet hebben, voor beter begrip van uw kaasbibliotheek, dat is de consumptiemaatschappij. Met of zonder godsbewijs. Zakdoek met ingewikkelde, hop, zakdoek zonder ingewikkelde knoop. Paljasserij. Trouwens, zei hij, om het gezeik af te ronden, wie het woord consumptie uitspreken kan zonder z'n tong te breken, hoeft niet eens uit te leggen wat hij ermee bedoeld had kunnen hebben. Het meest bedenkelijke, herinnerde hij zich, hoewel hij het niet toen bedacht kon hebben, toen hij als peuter, op z'n zesde om het precies te hebben, in het filiaal van een supermarktketen over een bak met speelgoedsoldaatjes gebogen stond waarvan de hele voorraad mee te nemen was, was dat elk bewijs voor of tegen - allez jongen, brengt dat gauw terug - er eentje met een hoek af was, en de meest voor de hand liggende conclusie, omdat ik zeg dat het zo is, godverdomme, zoals zijn vader het krachtig had weten te formuleren, bleek thans waardevoller, zoals hij het bij voorkeur formuleerde, dan het meest coherente tegenargument.
N°46 Abbaye de Maredsous. Fromagerie - Affinage. [1] Lucien had een tripel gedronken en daarna ook nog een halve liter kruidenwijn, en nog een tripel, en was reeds vroeg op de avond duifje beginnen zeggen, wat hij goed komt het uit tegen elk van de paters had kunnen zeggen, novice of niet, maar dit keer had hij het dus op mij gemunt en was hij over de kazen begonnen. Hij had m'n expertise bejubeld en zou de bewijslast ongetwijfeld ook aan iedereen getoond hebben als hij de foto had bij gehad.
Ik neem aan dat het weinig uitmaakte of we de kazen telden of niet. Ik deed het ook alleen maar omdat ik als leek weinig geestelijke arbeid te verrichten had. Ik telde niet alle kazen, wat per karretje toch altijd dezelfde uitkomst gaf, maar alleen die exemplaren die er om een of andere reden uitsprongen, kazen waar iets mee was, die tijdens het rijpingsproces een iets donkerder of net een iets blekere kleur kregen of aan een van de hoeken, want ronde kazen deden we niet, een scheurtje vertoonden. Soms was er ook wel eentje dat wat dikker dan de andere stond of vroeg ik me af welke kaas van al die kazen als eerste en welke als laatste aangesneden zou worden. Los hiervan kwam ik tijdens het werk in de kelder maar zelden tot overwegingen van filosofische aard, niet omdat ik daar van nature weinig mee had maar omdat heel wat praktische beslommeringen in de weg stonden. Het rangschikken en tellen van de kazen nam al mijn aandacht, vooral het tellen en het van vooraf aan beginnen telkens Lucien een dwaze lol bedacht. He, heb je gehoord waar Augustinus, die lul de profeet, gisteren mee afkwam, hinnikte hij, tussen twee partijen verse kaas door. Euh, nee, zei ik. En meteen was ik de tel kwijt. [2] Euclidische ruimte. Hoogtepunt.
In de koelruimte hebben ze sinds eind jaren vijftig alleen de blokkaas, elke kaas 1 kilo. Ik kwam van de coöperatieve, waar een geur van urine en verse melk is. De koeien hadden we niet te melken, daar hadden ze een machine voor. Als het tegenzat, zat ik met een stok achter die rotbeesten aan. De eerste keer hotsten ze zowat elke kant uit die je maar bedenken kon alsof er werkelijk niet één was die door had wat van ze verwacht werd. Euclides en Walter had ik opgegeven. In Canet de Mar - waar ik op het eerste boven de churreria van Pepe woonde, waar Maria Llama voor gezorgd had, Maria die ik een jaar eerder op een camping in de buurt van El Escorial ontmoet had een dag voor we samen het Monumento Nacional de Santa Cruz delle Valle de los Caidos bezochten waar ze haar broer weghalen wilde - had ik twee Syrische hamsters gehad, de oudste en dikste van beide genoemd naar Walter Benjamin, die verlekkerd waren op de Madrileense churros die Pepe bakte en elk een apart hok hadden. Euclides en Walter konden niet mee op het kamertje natuurlijk, Plato en Riemann evenmin, een tegenslag die ik slechts te boven kwam door mij met zenuwslopende precisie op de conservatie van de in duizelingwekkend lange rijen uitgestalde blokkaas toe te leggen en mij in het mysterie van die zuivere constructie te verdiepen, een constructie die verrassend exact aan het Euclidische model beantwoordde en dezelfde aanblik bood als de wijken met woonblokken die ik in Parijs en Madrid gezien had.
Geen van de zeven godsbewijzen, al moet ik toegeven dat ik niet weet hoeveel het er precies zijn, Lucien had er in z'n eentje ongetwijfeld vijftig bedacht kunnen hebben, kon op tegen het simpele apogeum van de naast en boven elkaar gestapelde kazen. Het kosmologische godsbewijs bijvoorbeeld, dat alles een oorzaak hebben moet, waarover schriftgeleerden zich een breuk dachten. Ik was elf, geloof ik, zei ik, die keer toen we elk nog één kaas in te brengen hadden, elke kaasblok net als alle andere kazen exact 1 kilo, en er maar één plekje overgebleven waar we de kaas hadden kunnen plaatsen, en had net met zes van de naar schatting zeven godsbewijzen afgerekend... Hoewel het er ook meer kunnen zijn, merkte Lucien op alsof hij elk aantal, of het godsbewijzen of kazen betrof of wat het ook was wat hij bedoelde of misschien net niet bedoelde, een te verwaarlozen pillerij vond. Euh, ja natuurlijk, gaf ik toe, dat spreekt voor zich, zei ik, het kunnen er meer zijn. Ik ken er honderd uit het blote hoofd, zei hij. Honderd..., zei ik geschrokken. Zo'n wijf waar je lul van afvalt, als dat er niet eentje is weet ik het ook niet, grinnikte hij. Waarmee hij ongetwijfeld zijn Maria bedoelde. Zijn Maria, dat was een blondine uit Menen die een kleine van hem had. Allez vooruit, ge weet toch wat ge gedaan hebt of niet godverdomme. Mijn kosmologie, besloot hij, ik stond met m'n mond vol tanden, om het over die grootspraak te hebben, zei hij, ligt om elke straathoek en alles wat zich tussen twee van zulke straathoeken afspeelt, als het kind dan toch een naam moet hebben, voor beter begrip van uw kaasbibliotheek, dat is de consumptiemaatschappij. Met of zonder godsbewijs. Zakdoek met ingewikkelde, hop, zakdoek zonder ingewikkelde knoop. Paljasserij. Trouwens, zei hij, om het gezeik af te ronden, wie het woord consumptie uitspreken kan zonder z'n tong te breken, hoeft niet eens uit te leggen wat hij ermee bedoeld had kunnen hebben. Het meest bedenkelijke, herinnerde hij zich, hoewel hij het niet toen bedacht kon hebben, toen hij als peuter, op z'n zesde om het precies te hebben, in het filiaal van een supermarktketen over een bak met speelgoedsoldaatjes gebogen stond waarvan de hele voorraad mee te nemen was, was dat elk bewijs voor of tegen - allez jongen, brengt dat gauw terug - er eentje met een hoek af was, en de meest voor de hand liggende conclusie, omdat ik zeg dat het zo is, godverdomme, zoals zijn vader het krachtig had weten te formuleren, bleek thans waardevoller, zoals hij het bij voorkeur formuleerde, dan het meest coherente tegenargument.
zondag 18 december 2016
plekken #13
N°58 [38] Cancale (L'Ile-et-Vilaine). Port de la Houle. Le Quai Gambetta. Pierre Artaud & Cie - Editeurs. Rue de la Dutée, ZIL de St.-Herblain, Nantes (44). Fabrication Française.
N°59 Oostburg. Gemeentehuis. Uitg. W. J. Pieters, Oostburg. Iemand schrijft me: 'Ik ben er geboren en werkte half jaren zestig als 16-jarige in drukkerij Pieters voor 30 gulden per week.' Nu wist ik natuurlijk best wel dat hij z'n jeugd in Oostburg gesleten had. Zijn vader had er een platenzaak. Nog voor Freak Out, Bongo Fury, Electricity en die van Velvet met de warholbanaan op de cover in de etalage lagen, had hij ze beluisterd. Bij ons thuis hadden we de Snowwhite Braun platendraaier van midden jaren vijftig, een naar verluidt buitenissige investering. De platendraaier werd bovendien alleen in huis gehaald omdat hij zo mooi was. Meer dan een rheumatische versie van de Bolero van Ravel en een single van Salvatore Amado hadden we niet in huis. Waren we vrolijk gestemd, dan luisterden we naar Vous permettez, monsieur?, wat Tombe la neige als B-kant had. Die situatie veranderde toen ik na een zeer geslaagde oudejaarsavond, waarbij voor het eerst in plaats van zakdoeken en sokken en sokken en zakdoeken witte enveloppes op tafel getoverd werden, doorgaans meteen na het aansnijden van de met kastanjepuree gevulde kalkoen, in staat bleek om me een kleine platendraaier aan te schaffen. Of ik ooit in Oostburg geweest ben, herinner ik me niet.
N°60 Oostburg. Raadhuisplein. ZVL 1503 Namaak Verboden 686. Uitgave J. Torbijn - Goes. Beide foto's tonen het Raadhuisplein. Het als gemeentehuis aangeduide, kaaskleurige gebouw [59] bleef intact. Ook de huizen aan het plein staan er nog. De verkeerscirculatie zou gewijzigd zijn. Het tijdsverloop tussen [59] en [60] is moeilijk exact te schatten. De vroegste ansicht heeft het decorum van begin jaren zeventig, de andere - er is een opmerkelijke toename van het aantal verkeersborden - zou begin jaren tachtig kunnen zijn.
[59] Iemand die er opgroeide, herinnert zich dat het gemeentehuis in de jaren vijftig gebouwd werd. Hij herinnert zich de bouwput, stond naar de bouwput te kijken. Links, waar ze nu een plein hebben, was er een parkje. Ook [60] zou uit die periode kunnen zijn, maar dan ziet hij de auto en de verkeersborden, een auto zoals ze op het autosalon van 1976 hadden, en de richtingwijzers, wat van het plaatje eind jaren zeventig, begin jaren tachtig maakt.
Het bankje is uit dezelfde periode als de bouwput. Als je vanaf het bankje, waar hij vaker zat, uit het beeld stapt en rechttoe rechtaan blijft stappen, kom je op de Eenhoornplaats waar z'n vader op een van de hoeken een platenwinkel had. Die plaats was ooit, net na de oorlog, een brandput geweest. Een put waar ze het water haalden als ergens een huis in de fik stond. Daar, op die plek, is 't ie opgegroeid. Tot z'n zeventiende heeft hij er gewoond. Dat zou dus in zekere zin hetzelfde betekenen als een ansicht van de Spoorwegstraat voor me hebben, voor de met Japanse kerselaar afgelijnde straat, vanwaar we uit het salon op het eerste op de spoorweg keken, in Tuinstraat veranderde, of over een zwart-wit ansicht beschikken van Rue Vilin.
Op de hoek, vlak bij het bankje, hadden ze een garage, dat ziet hij zo voor zich, Garage Adriaensen, waar Leon Hontelez werkte. In het restaurant ernaast, Denisen, Denisen was een gezette man, hebben ze begin jaren zestig getafeld met oma, een viergangenmenu van 32 gulden per persoon, oma die als aperitief een rooie martini bestelde. Later kwam er een Joegoeslaaf. Naast het restaurant was een winkel met naaimachines, Huis Bogaert, hij en Sonja, de jongste dochter, zaten in dezelfde klas, de oudste dochter is minister geworden. En het huis daarnaast was een klerenwinkeltje.
[60] Aan de andere hoek van het plein was een drankzaak waar ze ook sigaren hadden. Z'n oom werkte daar. Nu zitten ze tot in Amsterdam. Huisman was een drogisterij en in het huis ernaast hadden ze een speelgoedwinkel, maar die is weg. Nu is 't een galerie. Er was nog een speelgoedwinkel, die van Jaap Van de Amele, vlak bij de kerk, waar ze later huishoudartikelen verkochten.
N°59 Oostburg. Gemeentehuis. Uitg. W. J. Pieters, Oostburg. Iemand schrijft me: 'Ik ben er geboren en werkte half jaren zestig als 16-jarige in drukkerij Pieters voor 30 gulden per week.' Nu wist ik natuurlijk best wel dat hij z'n jeugd in Oostburg gesleten had. Zijn vader had er een platenzaak. Nog voor Freak Out, Bongo Fury, Electricity en die van Velvet met de warholbanaan op de cover in de etalage lagen, had hij ze beluisterd. Bij ons thuis hadden we de Snowwhite Braun platendraaier van midden jaren vijftig, een naar verluidt buitenissige investering. De platendraaier werd bovendien alleen in huis gehaald omdat hij zo mooi was. Meer dan een rheumatische versie van de Bolero van Ravel en een single van Salvatore Amado hadden we niet in huis. Waren we vrolijk gestemd, dan luisterden we naar Vous permettez, monsieur?, wat Tombe la neige als B-kant had. Die situatie veranderde toen ik na een zeer geslaagde oudejaarsavond, waarbij voor het eerst in plaats van zakdoeken en sokken en sokken en zakdoeken witte enveloppes op tafel getoverd werden, doorgaans meteen na het aansnijden van de met kastanjepuree gevulde kalkoen, in staat bleek om me een kleine platendraaier aan te schaffen. Of ik ooit in Oostburg geweest ben, herinner ik me niet.
N°60 Oostburg. Raadhuisplein. ZVL 1503 Namaak Verboden 686. Uitgave J. Torbijn - Goes. Beide foto's tonen het Raadhuisplein. Het als gemeentehuis aangeduide, kaaskleurige gebouw [59] bleef intact. Ook de huizen aan het plein staan er nog. De verkeerscirculatie zou gewijzigd zijn. Het tijdsverloop tussen [59] en [60] is moeilijk exact te schatten. De vroegste ansicht heeft het decorum van begin jaren zeventig, de andere - er is een opmerkelijke toename van het aantal verkeersborden - zou begin jaren tachtig kunnen zijn.
[59] Iemand die er opgroeide, herinnert zich dat het gemeentehuis in de jaren vijftig gebouwd werd. Hij herinnert zich de bouwput, stond naar de bouwput te kijken. Links, waar ze nu een plein hebben, was er een parkje. Ook [60] zou uit die periode kunnen zijn, maar dan ziet hij de auto en de verkeersborden, een auto zoals ze op het autosalon van 1976 hadden, en de richtingwijzers, wat van het plaatje eind jaren zeventig, begin jaren tachtig maakt.
Het bankje is uit dezelfde periode als de bouwput. Als je vanaf het bankje, waar hij vaker zat, uit het beeld stapt en rechttoe rechtaan blijft stappen, kom je op de Eenhoornplaats waar z'n vader op een van de hoeken een platenwinkel had. Die plaats was ooit, net na de oorlog, een brandput geweest. Een put waar ze het water haalden als ergens een huis in de fik stond. Daar, op die plek, is 't ie opgegroeid. Tot z'n zeventiende heeft hij er gewoond. Dat zou dus in zekere zin hetzelfde betekenen als een ansicht van de Spoorwegstraat voor me hebben, voor de met Japanse kerselaar afgelijnde straat, vanwaar we uit het salon op het eerste op de spoorweg keken, in Tuinstraat veranderde, of over een zwart-wit ansicht beschikken van Rue Vilin.
Op de hoek, vlak bij het bankje, hadden ze een garage, dat ziet hij zo voor zich, Garage Adriaensen, waar Leon Hontelez werkte. In het restaurant ernaast, Denisen, Denisen was een gezette man, hebben ze begin jaren zestig getafeld met oma, een viergangenmenu van 32 gulden per persoon, oma die als aperitief een rooie martini bestelde. Later kwam er een Joegoeslaaf. Naast het restaurant was een winkel met naaimachines, Huis Bogaert, hij en Sonja, de jongste dochter, zaten in dezelfde klas, de oudste dochter is minister geworden. En het huis daarnaast was een klerenwinkeltje.
[60] Aan de andere hoek van het plein was een drankzaak waar ze ook sigaren hadden. Z'n oom werkte daar. Nu zitten ze tot in Amsterdam. Huisman was een drogisterij en in het huis ernaast hadden ze een speelgoedwinkel, maar die is weg. Nu is 't een galerie. Er was nog een speelgoedwinkel, die van Jaap Van de Amele, vlak bij de kerk, waar ze later huishoudartikelen verkochten.
plekken #12
N°48 Ronquières. Vue aérienne du plan incliné. [Photo G. Mathieu - Bruxelles] Edit. Hainaut-Tourisme.
N°49 Ronquières. Plan incliné - Hellend Vlak. Dénivellation 67m. Hoogteverschil. La Tour De Toren 164m. [Mexichrome] Edit Druet, Ronquières.
N°57 Bray-sur-Somme (Somme). Le port. E 80.136-29.1.0139. Combier Imprimeur Mâcon "CIM".
N°52 Dinant. Le viaduc Charlemagne. Editions: Batteurs de cuir. [ ] Als Echenoz op het idee komt je Gluck te noemen en tijdens het weliswaar niet heel erg lange récit ook nog je voornaam over het hoofd ziet, terwijl hij je echtgenote wel bij naam noemt, dan heb je op te letten. Van de vele gunsten die hij je verleent, is je familienaam, pas mal de gens portent ce nom de Gluck un peu partout dans le monde, geeft de auteur mee, misschien wel de frivoolste en tegelijk niet zo'n gunstige uitgangspositie. Je verwerft het diploma van burgerlijk ingenieur, je huwt, je specialiseert je in het bouwen van bruggen, d'autres fois des tunnels qui sont peut-être le contraire des ponts, mais enfin principalement des ponts, je echtgenote overlijdt vroegtijdig en je besluit om er mee te kappen. Je bent welgesteld en omdat je weinig om handen hebt, begin je je toe te leggen op het samenstellen van een studie die aanvankelijk geen andere bedoeling heeft dan een korte en zeer algemene historiek van Bruggen en Wegen, meer in het bijzonder die van bruggen. [Jean Echenoz, Caprice de la reine, p. 51-83; Les éditions de Minuit] [ ] In 2006 neem ik in King's Cross Station de trein naar Edinburgh om er als location hunter de omgeving van Forth Bridge te verkennen, een metalen brug die drie keer de lengte van de Eifeltoren heeft en zowel in The 39 Steps als in de remake ervan uit midden jaren vijftig een belangrijke rol toebedeeld kreeg. De derde of vierde dag gaat het vanuit Queensferry met een taxi naar North Queensferry. Het stadje aan de noordelijke oever van Forth, met een kleine, modderige baai waar visserssloepen en motorbootjes dobberen, een hotel op een brede landtong en een kleine scheepswerf helemaal aan het eind van Battery Road, ligt voor een deel pal onder Forth Bridge. In het westen torent een recenter bouwsel boven het dorpje en de baai uit, Forth Road Bridge. Vlak bij de zuidelijke helling bevinden zich een McDonald's en een Burger King. [ ] Twee landschappen, het landschap van de autosnelweg en het landschap van de rivier. [ ] In een sloep met buitenboordmotor vaart de protagoniste van de titelloze film onder beide bruggen door. Titelloos, dus niet Film zonder titel & de goedkope ironie dat het hiermee toch een titel heeft, cfr. Roman zonder titel, cfr. Sans paroles. Geen [ ], geen ( ) en geen •. Ook een leesteken kan [zou] als titel gelezen [kunnen] worden. De kleine scheepswerf helemaal aan het eind van bevindt zich overigens niet aan het eind van Battery Road (Battery Road geeft uit op een slechts voor bevoegden bestemd terrein vlak onder een van de noordelijke steunpunten van Forth Bridge) maar op een smalle landtong die de baai van North Queensferry westelijk omarmt: aan het begin van de film vaart de sloep met buitenboordmotor kortom niet onder Forth Bridge door, hoogstens onder de ongeveer een halve mijl landinwaarts hoog boven de baai uitstekende, voor auto- en vrachtverkeer bedoelde Forth Road Bridge, een boven de zeeëngte hangende, betonnen constructie uit 1964. [ ] Niet eens een halve eeuw na de bouw van Forth Road Bridge bleken de kabels waaraan de brug boven het water hing dermate geërodeerd [Forth Road Bridge is ongetwijfeld een van de bruggen die Gluck in z'n Korte historiek van Bruggen en Wegen opnam] dat de stabiliteit van de enorme constructie - met een reële massa transport die reeds eind 20ste eeuw het dubbele was van de voorziene capaciteit - niet langer gegarandeerd kon worden.
N°49 Ronquières. Plan incliné - Hellend Vlak. Dénivellation 67m. Hoogteverschil. La Tour De Toren 164m. [Mexichrome] Edit Druet, Ronquières.
N°57 Bray-sur-Somme (Somme). Le port. E 80.136-29.1.0139. Combier Imprimeur Mâcon "CIM".
N°52 Dinant. Le viaduc Charlemagne. Editions: Batteurs de cuir. [ ] Als Echenoz op het idee komt je Gluck te noemen en tijdens het weliswaar niet heel erg lange récit ook nog je voornaam over het hoofd ziet, terwijl hij je echtgenote wel bij naam noemt, dan heb je op te letten. Van de vele gunsten die hij je verleent, is je familienaam, pas mal de gens portent ce nom de Gluck un peu partout dans le monde, geeft de auteur mee, misschien wel de frivoolste en tegelijk niet zo'n gunstige uitgangspositie. Je verwerft het diploma van burgerlijk ingenieur, je huwt, je specialiseert je in het bouwen van bruggen, d'autres fois des tunnels qui sont peut-être le contraire des ponts, mais enfin principalement des ponts, je echtgenote overlijdt vroegtijdig en je besluit om er mee te kappen. Je bent welgesteld en omdat je weinig om handen hebt, begin je je toe te leggen op het samenstellen van een studie die aanvankelijk geen andere bedoeling heeft dan een korte en zeer algemene historiek van Bruggen en Wegen, meer in het bijzonder die van bruggen. [Jean Echenoz, Caprice de la reine, p. 51-83; Les éditions de Minuit] [ ] In 2006 neem ik in King's Cross Station de trein naar Edinburgh om er als location hunter de omgeving van Forth Bridge te verkennen, een metalen brug die drie keer de lengte van de Eifeltoren heeft en zowel in The 39 Steps als in de remake ervan uit midden jaren vijftig een belangrijke rol toebedeeld kreeg. De derde of vierde dag gaat het vanuit Queensferry met een taxi naar North Queensferry. Het stadje aan de noordelijke oever van Forth, met een kleine, modderige baai waar visserssloepen en motorbootjes dobberen, een hotel op een brede landtong en een kleine scheepswerf helemaal aan het eind van Battery Road, ligt voor een deel pal onder Forth Bridge. In het westen torent een recenter bouwsel boven het dorpje en de baai uit, Forth Road Bridge. Vlak bij de zuidelijke helling bevinden zich een McDonald's en een Burger King. [ ] Twee landschappen, het landschap van de autosnelweg en het landschap van de rivier. [ ] In een sloep met buitenboordmotor vaart de protagoniste van de titelloze film onder beide bruggen door. Titelloos, dus niet Film zonder titel & de goedkope ironie dat het hiermee toch een titel heeft, cfr. Roman zonder titel, cfr. Sans paroles. Geen [ ], geen ( ) en geen •. Ook een leesteken kan [zou] als titel gelezen [kunnen] worden. De kleine scheepswerf helemaal aan het eind van bevindt zich overigens niet aan het eind van Battery Road (Battery Road geeft uit op een slechts voor bevoegden bestemd terrein vlak onder een van de noordelijke steunpunten van Forth Bridge) maar op een smalle landtong die de baai van North Queensferry westelijk omarmt: aan het begin van de film vaart de sloep met buitenboordmotor kortom niet onder Forth Bridge door, hoogstens onder de ongeveer een halve mijl landinwaarts hoog boven de baai uitstekende, voor auto- en vrachtverkeer bedoelde Forth Road Bridge, een boven de zeeëngte hangende, betonnen constructie uit 1964. [ ] Niet eens een halve eeuw na de bouw van Forth Road Bridge bleken de kabels waaraan de brug boven het water hing dermate geërodeerd [Forth Road Bridge is ongetwijfeld een van de bruggen die Gluck in z'n Korte historiek van Bruggen en Wegen opnam] dat de stabiliteit van de enorme constructie - met een reële massa transport die reeds eind 20ste eeuw het dubbele was van de voorziene capaciteit - niet langer gegarandeerd kon worden.
vrijdag 16 december 2016
the singing painters @EI-huis
Concertavond in EI-huis [Sassekaai 45].
The Singing Painters Four: Peter (bass, vocals), Laura (vocals), Mathias (guitar), Merlyn (drum, vocals). Dit keer zonder Bart op trompet.
Extra: Moussa (marimba, kora) & Isaka (percussie, vocals).
Suzan Batu had gevraagd of we 16 december vrij hadden. Alleen Bart kon niet. Voor de finissage van haar instalraam @EI-huis wou ze muziek. Moussa, Isaka en Merlyn waren nog wat aan het jammen toen Lieve opmerkte dat ze in EI-huis nooit eerder een concert hadden gehad.
[1] Instrumentale set (Moussa, Isaka, Mathias, Peter & Merlyn) met West-Afrikaanse groove. [2] Set van The Singing Painters. Twee nieuwe nummers, Table (formerly posted as Dog) & Friday Night Dinner (met Isaka op marimba) en een explosieve versie van The Food Supplement. Dit is meteen ook de titel van het eerste vinyl van The Singing Painters, een release onder de noemer The Singing Painters Meet Carver & Horn. Begin 2016 werd de oorspronkelijke bezetting, Merlyn Paridaen (drum) en Laura van (lyrics, vocals), na de split eind 2010 toen Michaël het voor bekeken hield, uitgebreid met Mathias Van de Wiele (guitar). Peter Jacquemyn (double bass) en Bart Maris (trumpet) kwamen mee in en het eerste concert van de band met die bezetting, op 28 mei in croxhapox, was meteen goed voor anderhalf uur groovy jazz experiment en dolle pret. Met vocals die het duidelijk naar hun zin hebben in de virtuoso impro setting.
[3] als [1]. Afrikaanse groove.
[4] Een tweede set met Ocean, Bad Drivin', Embryo Dictaphone (bass vocals van Merlyn en Peter, van on top of that with a reluctant whisper) en Thin Walls. Verrukkelijke versie van Embryo Dictaphone, een nummer tot op heden dat op niet één concert van The Singing Painters ontbrak, voor het eerst vocaal meerstemmig.
[5] Jamsessie van Isaka, Moussa en Merlyn. & some of the visitors get to the floor. [ ]
Lekker smerige versies van The Food Supplement en Bad Drivin'.
The Singing Painters Four: Peter (bass, vocals), Laura (vocals), Mathias (guitar), Merlyn (drum, vocals). Dit keer zonder Bart op trompet.
Extra: Moussa (marimba, kora) & Isaka (percussie, vocals).
Suzan Batu had gevraagd of we 16 december vrij hadden. Alleen Bart kon niet. Voor de finissage van haar instalraam @EI-huis wou ze muziek. Moussa, Isaka en Merlyn waren nog wat aan het jammen toen Lieve opmerkte dat ze in EI-huis nooit eerder een concert hadden gehad.
[1] Instrumentale set (Moussa, Isaka, Mathias, Peter & Merlyn) met West-Afrikaanse groove. [2] Set van The Singing Painters. Twee nieuwe nummers, Table (formerly posted as Dog) & Friday Night Dinner (met Isaka op marimba) en een explosieve versie van The Food Supplement. Dit is meteen ook de titel van het eerste vinyl van The Singing Painters, een release onder de noemer The Singing Painters Meet Carver & Horn. Begin 2016 werd de oorspronkelijke bezetting, Merlyn Paridaen (drum) en Laura van (lyrics, vocals), na de split eind 2010 toen Michaël het voor bekeken hield, uitgebreid met Mathias Van de Wiele (guitar). Peter Jacquemyn (double bass) en Bart Maris (trumpet) kwamen mee in en het eerste concert van de band met die bezetting, op 28 mei in croxhapox, was meteen goed voor anderhalf uur groovy jazz experiment en dolle pret. Met vocals die het duidelijk naar hun zin hebben in de virtuoso impro setting.
[3] als [1]. Afrikaanse groove.
[4] Een tweede set met Ocean, Bad Drivin', Embryo Dictaphone (bass vocals van Merlyn en Peter, van on top of that with a reluctant whisper) en Thin Walls. Verrukkelijke versie van Embryo Dictaphone, een nummer tot op heden dat op niet één concert van The Singing Painters ontbrak, voor het eerst vocaal meerstemmig.
[5] Jamsessie van Isaka, Moussa en Merlyn. & some of the visitors get to the floor. [ ]
Lekker smerige versies van The Food Supplement en Bad Drivin'.
plekken #11
42. Sierre (CH). Sierre - Départ funiculaire Sierre-Montana. Siders - Abfahrt Seilbahn Siders-Montana. Geadresseerd: Monsieur Jean Remi Le Jeune, 177 Chaussée de Courtrai, Gand, Belgique. Joyeux anniversaire et bons [ ], Tante Jeanoh. Afgestempeld op 9 september 1964.
44. Kiel (DE). Panorama mit Ostseehalle. Geadresseerd: Le Docteur et Madame Lejeune, Mlle Monique Lejeune, 177, Chaussée de Courtrai, Gent (Belgien). Afgestempeld op 21 juli 1967.
45. Heist Aan Zee. Strand en zeedijk. La plage et la Digue. Geadresseerd: Mr en Mme Le Jeune en Mr Jean-Remy, Kortrijksesteenweg, 177, Gent. Rode postzegel van 1 BF afgestempeld op 26 mei 1965.
44. Kiel (DE). Panorama mit Ostseehalle. Geadresseerd: Le Docteur et Madame Lejeune, Mlle Monique Lejeune, 177, Chaussée de Courtrai, Gent (Belgien). Afgestempeld op 21 juli 1967.
45. Heist Aan Zee. Strand en zeedijk. La plage et la Digue. Geadresseerd: Mr en Mme Le Jeune en Mr Jean-Remy, Kortrijksesteenweg, 177, Gent. Rode postzegel van 1 BF afgestempeld op 26 mei 1965.
dinsdag 13 december 2016
plekken #10
N°39 Canet de Mar (ES). Vista parcial. Vue partielle. Partial view. Serie Ii - Nùm. 633. Geadresseerd: Barcelona a 30 8-67, Tu Souvenir, Alfonso Riv[ ]. Ansicht gehavend aan voor- en achterzijde. Hallucinant. Het was werkelijk onmogelijk om me voor te stellen dat ik het er langer dan een dag had kunnen uithouden. De eerste avond lag ik met een rommelige maag naar scheuren in het plafond te staren. Ik had me uitgekleed, m'n spullen niet uitgepakt, op wat toiletbenodigdheden en het schriftje na waarin ik 's ochtends op het terras van een pasteleria een reeks alfabetisch geordende waarnemingen genoteerd had. Uit een van de kamertjes op het eerste, vlakbij, kwam een stem die op het eentonige, verongelijkte gepiep na bijna zonder expressie was en het gejammer van een freule die er om wat voor reden ook geen zin in had. In de gang op het eerste was geen toiletruimte en het uitzicht op het strand beviel me niet. Dat was het zo'n beetje, vond ik. Drie uur eerder hadden twee dames in een witte Skoda me naar het haventje gebracht. Dat bleek verder van het centrum vandaan dan ik hebben kon. Ik stapte het hele eind terug tot Espigo, waar ze links van de kustweg een camping hebben, belandde in een wijk die Las Carolinas heette, passeerde nog een camping en overwoog om een late bus naar Barcelona te nemen. In een keet met blauwe badkamertegels bestelde ik een biertje, verorberde de aardappelomelet waar een homp brood bij geserveerd werd en vroeg aan de waardin of ze een pension in de buurt hadden. Bij de koffie serveerde ze iets wat op zure room leek. Nougal heette de plek. Ik schreef het op en ontdekte dat het zich in een doodlopende straat halverwege de helling bevond. Een half uur later hing ik boven de wc-pot. Met het gezeur van dat tragikomische stel in de belendende kamer dreigde het een lange nacht te worden. Ik trok wat aan, liep de gang op - iemand had midden de corridor op de vloer gekakt, wat me aan dat smerige hotel in Quartier Latin herinnerde, een halve straat verwijderd van de plek waar ze het hoofdkwartier van Charlie Hebdo hebben - en merkte dat er een doorgang was naar een terrasje met uitgedoofde potplanten, vanwaar je in het duister over de daken van de urbanisatie kijken kon. In de diepte was het geluid van een scooter te horen, wat later het blaffen van een hondachtige wat meteen door twee, drie soortgenoten beantwoord werd, waarvan er zich eentje net om de hoek bevond. Aan de balie zat niemand. In het duister ging een trap van het hoog boven het strand gelegen stadsgedeelte achter witte muren en met vetplanten begroeide rotsen naar de kustweg. Eenmaal aan de spoorweg, die er achter een schuurtje doorging, stuitte ik op het eerste spoor van een tekst, wat ik opschreef zodra ik weer op m' brits zat. Toen ik het opgeschreven had, viel de gravure op die boven de smalle schrijftafel hing. Het zeurderige gebrom van de ellendeling in de belendende kamer, ik was er intussen van overtuigd dat het achterwerk van de dikzak vol zweren stond, had een onmiskenbaar Italiaanse tongval gekregen, hoewel ik hem eerst voor een Pool gehouden had. Mama mia, il posto, il posto, verzuchtte hij luidkeels.
N°5 Charleroi. Complexe Sportif Rue des Olympiades. BEL 631. Editions de Mario, Yvoir-s-Meuse. [Imprimé en Italie].
N°19 Willebroek. Klein Willebroek, Brug met Sashuis.
N°5 Charleroi. Complexe Sportif Rue des Olympiades. BEL 631. Editions de Mario, Yvoir-s-Meuse. [Imprimé en Italie].
N°19 Willebroek. Klein Willebroek, Brug met Sashuis.
Abonneren op:
Posts (Atom)