Waar de bomen stonden, zijn putten en boven die putten hebben ze zwarte, vierkante ijzers aangebracht met een brede, ronde opening en in die openingen groeit gras en onkruid. Het asfalt ligt in dikke brokstukken aan de wegrand. Over het zanderige terrein tussen het plaveisel, half afgewerkt, en de brokstukken naast het wegdek, hebben zich grassprieten en kleine plantjes verspreid, blikjes pils en stukjes pleister met een platte, gekleurde bovenkant. Aan de wasserette, vlak voor de deur, in een wijde kring om de ytonblokken die als zitplaats dienen, is het zand bestrooid met peuken van filtersigaretten. De bomen zijn weg. Het is niet helemaal duidelijk of ik me zou weten voor te stellen hoe het was toen ze er nog stonden. Desolate herrie. Binnen is het ronkende, suizende geluid van de snelzwierder. Twee klanten, een jongen en een meisje, zijn met het plooien, vouwen en opbergen van kledingstukken bezig. Een blondine kwam de zaak binnen en zei dat ze vier machines nodig had, ik heb vier machines nodig, zei ze, ogenschijnlijk tegen niemand in het bijzonder maar wel net luid genoeg dat iedereen het horen kon. Een tram schuift over het wegdek. Iemand opent de deur van de Monopole. Voor de ramen hangen grijze gordijnen, de zaak is dicht. Vliegjes inspecteren het raamkozijn. De blondine plaatst een stoel voor een van de wasmachines en keilt het wasgoed op het zitvlak. Twee broekjes belanden op de vloer, wat ze niet merkt.
Het plantje. Bij de traiteur had ik een snee Shropshire en een kwart oud belegen gekocht. Het staat midden het braakliggende, verwaarloosde terrein, in een greppel waar de zanderige wegrand een kort en steil talud vormt. Het is een tomatenplant. Iemand die een broodje aan het eten was, is er een schijfje tomaat kwijtgeraakt. Ik haal een tuinschep, spit het uit de zanderige bodem en plant het in overvloedig met koeienmest aangelengde potgrond. Eens zien wat er van komt.
zondag 1 augustus 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten