In hoeverre is er plaats voor god in het heelal? Een stoeltje, een bank, een plek om heel even uit te blazen en naar de mensen in het park te kijken en vooral niet denken aan de klerezooi waar ik in m'n eentje verantwoordelijk voor ben. Fuck man, grijns ik, stel je voor zeg, zelf had ik het niet bedacht kunnen hebben. Grijnzend en krabbend en overigens in opperbeste humeur zit ik naar het eendenpark te kijken als toevallig Huyghens langskomt. Huyghens, godverdomme zeg, wat loopt die rotzak hier te doen.
Mijnheer Huyghens hoort niet kwalijk genomen te worden dat hij doet alsof ik niet besta. Van de dorpelingen bleef helemaal niemand. Waar is het paard dat Kluger Hans genoemd werd. Huyghens, jongen, waar is je staart. Natuurlijk besta ik niet, ik zit op een bankje, op een stoel, doe alsof. En als ik wel bestond. Als ik bestond. En als ik bestond, fuck man, alsof dit mogelijk is, en als ik wel besta, met de verleden tijd van teveel stervelingen om op te noemen, en als U denkt dat het dat is wat ik doe, nee. Op een bankje zit ik naar het park te kijken. Ik besta niet, dus ik besta.
maandag 20 april 2015
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten