vrijdag 30 oktober 2015

donderdag 29 oktober

Transcriptie van Tuesday 29 October, The Virginia Woolf Diary volume 5; Penguin Books, 1982; p. 334, OCTOBER 1940.(1)

Eerder dan het over mijn overgevoelige maag te hebben of over het deuntje dat ik gisteren stond te neuriën terwijl ik in het zolderatelier met schilderij 913 bezig was - en later, na valavond, aan nog een doek begon (dat toen ik het narekende nummer 952 kreeg), waarbij ik weinig meer deed dan een stapel magazines en boeken, die na het verhuizen van de canapé in een hoek van het atelier beland waren, bovenop de in nummers 913 en 915 gepresenteerde boekenstapel te plaatsen (ik had m'n schedel natuurlijk ook met vijf dagen oude en beschimmelde moussaka, met vaseline, met stront of met tandpasta kunnen insmeren - zo in de reet van het stamhoofd doordringen! ooit uitgeprobeerd op een wijfjesolifant maar met een staatsman nog eens zo bijzonder - of had besloten kunnen hebben om bij wijze van experiment een vinylplaat op m'n schedel aan te brengen (eentje maar trouwens, om te beginnen) waarna ik, wat misschien slechts 10 minuten nemen zou, met een allerkwiekste schetenlaterij, wat met de jaren overigens steeds routineuzer gaat, een parafrase op de derde étude van Chopin had kunnen brengen); eerder dan het hierover te hebben, of hoe ik later met Vim m'n schedel stond te wassen, zal ik mij beperken tot het relaas van een doordeweekse ochtend en wat daarna gebeurde. Gewekt door het brullende geluid van wat ongetwijfeld een vrachtwagen was, besloot ik om de dag met voetmassage te beginnen. Het is ook best aangenaam om in liggende positie, nog niet onder de dekens of het donsdek vandaan gekropen, de voetzool van afwisselend linker- en rechtervoet te prikkelen door met de tenen van de andere voet een snelle - of trage - trommel- of schommelbeweging te maken. Het ochtendlicht bracht brede vlakken zonlicht aan op de muur die zich ter rechterzijde bevond. In de keuken voegde ik een twintigtal druppels van de tinctuur van mariadistel, Silybum marianum, aan een glas water toe. Daarna probeerde ik om Nadine telefonisch te bereiken, wat niet lukte. Dat lukte pas nadat ik 1207 gebeld had met de vraag of er een mobiel nummer was. Ik haalde Dagboek van Witold Gombrowicz uit de boekenkast, zomaar, ik had net zo goed Cosmos and Pornografia of Ferdydurke van de boekenplank geplukt kunnen hebben, sloeg het open, het viel open op bladzijde 11, en las: En liet zich in dit koninkrijk van voorbijgaande fictie maar een werkelijke stem horen! Maar nee, het zijn echo's van vijftien jaar terug of ingestudeerde liederen. Sinds vijftien jaar schrijven ze in De Morgen en De Standaard alleen nog, als het op cultuur aankomt, om het niet over de in televisierotzooi aanmodderende bv's te hebben en het krantenpapier dat daaraan verspild wordt, schrijven ze alleen nog over de grote 5: Tuymans en Borremans, die voorin zitten, ieder hoofd van welke cultuurredactie ook, terwijl ze bij onder andere De Gentenaar niet eens zo'n redactie hebben, zal het journalistieke broekje voorleggen dat hij of zij om die of om een andere reden of over Tuymans of over Borremans schrijven moet, meer kunstenaars waarover iets te vertellen zou zijn hebben ze niet; merkt het broekje op dat er toch wel wat meer is dan alleen maar Tuymans en Borremans, dan wordt daar op beide cultuurredacties, niet alleen die van De Morgen, ook die van De Standaard, welwillend, het is een gratuite gebaar, aan toegevoegd dat ook over Fabre, Panamarenko, Delvoye en De Bruyckere geschreven mag worden. Dat zijn er 6 maar eigenlijk zijn het er 5. Iemand met net wat meer cultuur onder de schedelpan dan de zoveelduizendste derde étude van Chopin of het verzameld werk van Moby, gesteld dat hij of zij voor De Morgen of De Standaard schrijven wil, had kunnen opmerken dat er toch best wat meer interessante kunstenaars zijn dan alleen de grote 5 waar ze het de hele tijd over hebben. Als hij of zij onderlegd is, noemt hij/zij namen en is het onderhoud zo goed als meteen afgelopen. Eenzelfde frictie deed zich voor tijdens de tweede helft van de negentiende eeuw, ook toen werd alleen of vooral geschreven over wat salonfähig bevonden was. Over Van Gogh en Cézanne hadden ze het niet. In het Parijse stadhuis zou een muurschildering zijn waar alle goden van die tijd afgebeeld staan en van die personen niet één persoon van wie het werk en de persoonlijke geschiedenis deel ging uitmaken van wat wij weten.
Wat de cultuurredactie van een kwaliteitskrant typeert, is dus kennelijk dat er geen oog is voor wat hier & nu gebeurt. Zowel De Morgen als De Standaard hadden eind 1995 over Borremans geschreven kunnen hebben. Deden ze niet. Het eerste artikel waarin Michaël Borremans vermeld wordt, werd in het Nederlandse Kunstbeeld gepubliceerd, eind 1995. Maar hiermee loop ik vooruit op een gesprek dat net na het middaguur plaatsvinden zou. De parking onder de Kouter bleek vol te zitten. In de Hoornstraat ontmoette ik een oude bekende. We lunchten, het gesprek kwam op Knack, ze hadden haar gevraagd om een artikel over Tuymans of over Borremans te schrijven; waarna ik me in Zara een nieuwe mantel aanschaf, wat verderop een cd van Joe Pass en bij de kunstspeciaalzaak een tube Oudt Hollands geel-groen, een zinc oxide aangelengd met phthalocyanine, monoazo en nickel titanate. Ook nog mengwit van Oudt-Hollandt.
Van de parkeergarage gaat het richting Bioplanet, daarna naar croxhapox waar vandaag Ann permanentie heeft. Overal is het straatbeeld geschonden door wegenwerken. Zand waait over het wegdek. Nieuwbouwcatastrofes. Kerven in het stadsweefsel. Over een afstand van 1200m, en dit alleen aan één zijde van het wegdek, honderdvijftig verkeersborden geteld. Driehonderd als je ook de overzijde van het wegdek meerekent. Vier meter per verkeersbord. Aasgieren in zwart uniform patrouilleren over het voetpad.

(1) Toelichting bij de werkwijze. Ik beschik over drie delen van de door Penguin in vijf delen uitgebrachte Virginia Woolf Diary. Het derde deel loopt van 1925 tot 1930 en begint met een notitie op 6 januari 1925: Tuesday 6 January The disgraceful truth is that I shall run year into year, for I cant waste so many blank pages. Zes jaar later, op Tuesday 30 December, eindigt wat het derde volume zou worden met volgende zin: But all the same I went to Lewes, & the Keynes's came to tea; & having got astride my saddle the whole world falls into shape; it is this writing that gives me my proportions.
Het vierde deel gaat van 1931 tot 1935 en opent met This is the turn of the tide, eerste zin van het fragment dat ze op 2 januari 1931 neerpent: This is the turn of the tide. The days are lengthening. Vijf later eindigt wat het vierde deel zou worden opnieuw op 30 december: Monday 30 December A wild wet night - floods out: rain as I go to bed: dogs barking: wind battering. Now I shall slink indoors, I think, & read some remote book. Het laatste deel heeft 1936 tot 1941 en eindigt op maandag 24 maart 1941, vier dagen voor ze in de Ouse verdronk, met een ogenschijnlijk volstrekt onschuldig zinnetje: L. is doing the rhododendrons...
Voor elke transcriptie, waaraan ik midden jaren negentig begon, zonder haast te maken en zonder volledigheid na te streven, zoek ik - waarbij die laatste zin het vertrekpunt biedt - naar de eerste VW-dagboeknotitie waarvan de datum samenvalt met de notitie die ik plan. Dat gaat in teruglopende zin, vanaf de laatste bladzijde (maart 1941), naar bladzijden voorin, eventualiter het vijfde deel inruilend voor het vierde, het vierde voor het derde, tot ik de datum traceer. Verder terug kan niet, aangezien ik niet over het tweede en eerste deel beschik. Vind ik geen datum die samenvalt met de dagboeknotitie die ik plan te schrijven, dan kan van de geplande dagboeknotitie logischerwijs geen transciptie gemaakt worden. Dat is tot op heden slechts één keer gebeurd.
Voor de transcriptie heb ik een min of meer vaststaand procédé, wat ik evenwel - sinds de eerste transcriptie uit 1996 - zelden of nooit dwangmatig toepas. Jackson MacLow, om maar een voorbeeld te geven, had zich ongetwijfeld met grote rigoriteit aan een vooraf aangemaakte, transformatieve werkmodule gehouden, wat zijn oeuvre kenmerkt, ik niet.
De transcriptie biedt geen vertaling van het VW-dagboekfragment, hoogstens het gieten van verse gebeurtenissen in een oude, door VW aangemaakte moule, waarbij ik haar dagboeknotitie zelden doorneem tot de laatste zin: het eindigt op een lukraak moment, soms vroeg in de door VW aangemaakt dagboeknotitie, soms halverwege, zelden tot de laatste zin van het dagboekfragment. Net zo vaak ontspoort de notitie. Tuesday 29 October 1940 bood volgend uitgangspunt: Rather than wash my head I will here record (it has taken me 10 minutes to fit new series into this book) a London day, en eindigt met: The savenger talkes to us about Sally -- L.'s old fine trusty crone. Dat is niet eens halverwege dit dagboekfragment.

Geen opmerkingen: