Erik weggehaald. Bart volgt. Jelle leest Weverbergh. Op Cobra Jan Emiel Daele die een koers wint. Eind jaren zestig: voor de camera halen ze hun beste Nederlands uit de trommel. Ook Daele. En op Claus na geen hond die wat zinnigs zegt. Dan Marty Feldman. Cleese en Chapman in At Last The 1948 Show, waarin Feldman debuteerde. De geur van versgemalen koffiebonen. Broodje kaas met Heinz ketchup. Een plooi zonlicht, dubbelgevouwen. Edwin is er net vandoor, zegt Jelle. Ik bel de reservatie voor de Quay Brothers af. We hebben het over AA Gent. Jelle vraagt of ik nog in Toxt gelezen heb. In Toxt zit ik op bladzijde 182: Elke morgen rond elf uur maakt Ida. Gisteren: het zonlicht in een deuk. Met Kurt Devrese kwam het gesprek op Jerome Rothenberg. MacLow zou in 2004 gestorven zijn. Dat ik een exemplaar van Representative Works heb, een editie van Rooftop, heb ik aan Jens Brand te danken, herinner ik me. Ik las het eerste van 12 altaarstukken en enkele bladzijden in Hotelmens. Wie een groot verdriet heeft, las ik, kan beter een andere woonplaats zoeken. CURLY, de Peanut Classic van Lorenz. Fruitvliegjes bivakkeren op de met een stop afgesloten teut van een fles Altano, een reserva uit 2011. Regen. Een half dozijn sonnetten, soms lichtvoetig en altijd muzikaal. De auteur verwijst naar Shakespeare van wie hij ooit een 50-tal sonnetten vertaalde. We dineerden in de trattoria in Steendam. Een ogenschijnlijk eenvoudige spaghetti al vongole, Nicole die voor het werk van Erik gekomen was, Erik zelf die na de maaltijd
een expresso bestelde, kletsmajoor ik en later, toen ik huiswaarts reed, de bedenking dat enkele anekdotes, net omdat ze reeds zo vaak te berde gebracht werden, in piepschuim, in zilverpapier veranderden en eigenlijk amper meer zijn dan de verpakking van een moment. Gevraagd naar welke schilders ze voor zichzelf relevant vond, noemde ze Courbet, Manet en Bacon. Gevraagd naar wie hij belangrijk vindt, noemt hij één naam, van wie hij in als ik me niet vergis Bozar tal van films gezien zou hebben: Mekas. Regen rippelt over het keukendak. Elke morgen rond elf uur maakt Ida. Het staat er, onveranderd: Elke morgen rond elf uur maakt Ida een kleine inzinking door. Ik had de Trattoria aangeraden, in Steendam, en Bart en Iris zijn er inderdaad langsgeweest, met Arthur, met Oscar, en hebben er een verrukkelijke avond gehad. Toen ze in Venetië waren, vertelt Bart, had hij Arthur een paar woordjes Italiaans geleerd. Dan gaat ze, lees ik, eerst in de keuken een paar kaaskoekjes knabbelen met een glaasje sherry, terwijl ze wat in. Over Place Latoir flaneren, bedenk ik, in tot drie volumes gereduceerde tijd. Op Place Latoir, waar de genodigden aan een lange tafel zitten onder als kamelen traag over het plein strompelende olmen, en een kaasbol gooien. Traag. Niet zo dat op voorhand bekend is waar de kaasbol komt. In een trage en tegelijk bijna luchtige curve, nooit zwaarder dan de schaduw die de kaasbol maakt, komt de kaasbol, die tijdens de trage curve twee drie mieren dwarsboomt, exact daar terecht, exact in het midden tussen beide heuvels en op in te schatten anderhalve meter van het dorre eind van de kaatsbaan, zodat iedereen heel even ademloos naar het tollen van de schaduw staart. Ze zei ook nog dat ze van Morandi vooral de landschappen heel erg bijzonder vindt. Erik hield het bij Mekas. Bart zei dat la mama bambino gezegd had en toen met een kreeft op de poppen gekomen was, geen dooie maar een levende kreeft die één poot in de hoogte stak en er misschien al niet meer was toen wij aanschoven en later onder de platanen op het plein naar de auto stapten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten