zaterdag 31 oktober 2015

zaterdag 31 oktober

Transcriptie van Sunday 31 October, The Virginia Woolf Diary volume 5; Penguin Books, 1982; p. 182, OCTOBER 1938.

Detail! Detail! Detail! Altijd weer detail, en niet zomaar één detail, maar Het, Dit. Allesverwoestend Detail. Detail met grootheidswaan. Sla open het boek en lees. Wat staat er? Waar staat wat? Eigenlijk zonder betekenis, staat er. Dat is wat er staat. Dit detail, eigenlijk zonder betekenis, komma. Er had zonder bedoeling kunnen staan, want ik bedoeling, hij bedoeling, ik bedoeling, zij bedoeling, maar dat staat er allemaal niet, er staat: zonder betekenis. Eigenlijk zonder betekenis, dat is wat er staat. Woorden, woorden, woorden, woorden, woorden, en dan: Dit, Dat, Het. Acht bladzijden verderop, bladzijde 27, een donderdag: Het regent en het is tamelijk koud. Daarom heb ik de hele dag De gebroeders Karamazov gelezen in een uitstekende uitgave die ook brieven en commentaren van Dostojewski bevat. Alleen een nietsnut, een komediant, een nul, een paljas, alleen een volstrekt van inhoud verstoken onbenul zal zichzelf met schaamteloze gretigheid naast Kafka, naast Beuys, naast Kafka, Beuys, naast Dostojewski, naast Ensor tillen, naast alles wat zijn pietluttigheid, naast alles waarmee z'n holle schedel voor een goedgevulde hersenpan had kunnen doorgaan. Een infantiel gemier met van de pot gerukte verzinsels en wel zoveel en nog eens zoveel verzinsels dat de bij elkaar gekakte bladzijden van zijn lijvige biografie stinken als in varkensreutel gemarineerde vodjes. Dat was de sensatie zo ongeveer toen ik wakker schrok net toen het schorem bovenaan de trap z'n fluit uit z'n broek had opgedisseld en begon te pissen op elkeen die zich onderaan de trap bevond. Shakespeare-quotes fladderden in het met gouden vinger aangeraakte kooitje: words, words, words. Waarbij men zich makkelijk voorstellen kan dat zelfs Kafka er op een dag genoeg van had, door het kamertje strompelde, genoeg had van de woorden die als muizen aan z'n hersenpan vraten, en dat ook Dostojewski zich vermande, met een blik scheel van thee of wodka naar het volgekakte paparipum staarde en ik heb er genoeg van zei, struikelend overeind veerde en van de papierpot achterwaarts naar het schijthok uitweek waarop hij vervolgens bijna achteloos plaats genomen zou hebben om zich voorts zonder bijkomende avances te ontlasten. Dit detail, lees ik, eigenlijk zonder betekenis, is toch karakteristiek, want het wijst duidelijk op een invasie van zachtheid in een gebied dat hard zou moeten zijn. Opgelucht kroop ik onder het deken vandaan. Hels kabaal van herfstzon. Het ratelende kabaal werd door een betonmolen veroorzaakt. Niet alleen Gombrowicz, ook Miller en Marinetti schoven mee in. Marinetti: At last I hold her in my arms and she is beautiful, fascinating, carnal enough to cure any suicidal desire. Come and admire her! Miller: Our neighbours all had limousines, butlers, expensive dogs and cats whose meals made our mouths water. Het detail had minder betekenis dan de betekenis die ik er mij niet eens bij voorgesteld had, want eerst Dit, een eeuwigheid later Dat, en tussen dat gedit en gedat een door periodieken plat gewalste opeenstapeling van bladzijden, bladzijden, bladzijden, bladzijden, met als bijzonderste karakteristiek dat de cloaca onvermoeid door zou gaan met het schijten van bladzijden, kortverhalen! romans! essays! feuilletons! middelmatige poëzie! modder! bladzijden die aangeven dat een hardgekookte en goed gemikte kakbeurt... Wacht even. De schedel jeukt. Het detail: U heeft zich iets als te grondig ingesmeerd met Kafka, Beuys en Marinetti. Max likes a Cheshire cat is niet wat vandaag bedoelt. Het is geen donderdag bovendien. Misschien moet je ook maar eens ophouden, lieverd, om met Brusselmans in bed te kruipen, om aan Gombrowicz en Dostojewski te rukken tot het proza als zeik over je toeter parelt. Neem een voorbeeld aan wat gisteren gebeurd is: als een hond kroop U door de kamer en voor ze er erg in had was U er in geslaagd om bij Spencer thuis op Woolf te kruipen en in die vloed van woorden niet alleen Woolf maar ook Dostojewski af te schudden. Het dit, het dat en het gedus. Dit is het kasteel. Fjodor zit boven de varkensreutel, Witold rukt zich af op Milosz, eenmaal in de club wordt er zo hevig en naarstig gerukt tot het huis ontploft in honderdduizend woorden. De oude woorden, de woorden die iedereen al wel eens in een of ander magazine las en dat ook u, net als ik, op zo'n schijtpot zit.

Geen opmerkingen: