Transcriptie van Wednesday 25 September, The Virginia Woolf Diary volume 5; Penguin Books, 1982; p. 324, SEPTEMBER 1940.
Het moet de dag geweest zijn nadat in alle media een gerucht over de vluchtelingencrisis begon. Hij had een vreselijke troep op de voorruit van z'n auto aangetroffen, vertelt buurman, alsof een Jan van Gent pal boven z'n auto met buikloop te kampen had gehad. Zo'n schijtcataract dat niet één meeuw Trojaans naar achter was geweest maar vijftig meeuwen tegelijk. En dan verneem ik het volgende, wat met een kwade dag me zo woedend gemaakt had kunnen hebben dat ik de glazen duiventil, waar ooit een fotowinkel was, met stront en rotte eieren bekogeld had kunnen hebben, vaak genoeg deed ik ergere dingen, dat het wegdek niet openligt omdat er een fietspad komt, er komt geen fietspad, dat ze de voetpadtuinen niet hebben weggehaald omdat er een fietspad komt, er komt geen fietspad, wat los van al het overige eigenlijk al helemaal onbegrijpelijk is, nee, het wegdek ligt open omdat ze net het wegdek en alleen dat wegdek breder willen, met een parkeerstrook waar we tot eind juli op het brede voetpad tuinen hadden, en zonder fietspad. De klerezooi heeft kennelijk geen andere bedoeling dan het wegdek nog breder maken dan het al was. Daar denk ik het mijne van. Ruimte om er filosofisch over uit te wijden biedt het toekomstige parkeerterrein niet, de vaststellingen zijn van een andere orde. Mobiliteit heeft de facto een rang die andere overwegingen overbodig maakt, en filosoferen doe ik bovendien alleen 's ochtends, doorgaans twintig minuten voor ik in het belendende huis de wekker hoor. De boekdelen worden aan huis besteld, theedrinkend ga ik in het atelier aan de slag en het zonlicht klatert. Een dag zonder e-mail. Niet eentje. Ik fiets naar het plein, waar een enorme drukte is. Schreeuwende stemmen kaatsen over het plein.
zaterdag 26 september 2015
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten