maandag 29 juli 2013

Kaplan

Kaplan, stoep, koffer. Zo begint het belabberde relaas van Otto Hauser. Bij menigeen die dit leest doen zich ongetwijfeld wat vragen voor, bijvoorbeeld Otto Hauser wie is dat. Zou de plek waar Kaplan zich bevindt terug te vinden zijn op Google maps? Wat zit er in de koffer? Of liever: wie. Het aan mootjes gehakte lichaam van Otto Hauser? Zeer plausibel. U leest, ook dit is evident, een volstrekt imbeciele kutroman. Of: U bent zopas aan het lezen van begonnen. Met een kutkoffer... Wacht even, zei ik kutroman? Een roman dus met vrouwelijke kenmerken. De labia minora van bijna tweehonderd bladzijden met een vijzel tot pulp vermorzeld. Wat staat die kutkaplan daar, met z'n kutkoffer, de kutlul, op het kutbordes van de kutinstelling waaruit hij na een kutbeslissing van een of andere kutdokter ontslagen werd. Bij Chandler weet je in zo'n geval doorgaans meteen of het regent of stormt hoewel de setting van zijn misdaadromans, San Diego, Los Angeles, heel af en toe Vegas, Frisco of nog zo'n nabij gelegen kutnegorij, zo goed als van begin tot eind door witheet zonlicht bestookt wordt, ruige nachten met tuig van de richel, kutnat borsthaar en ook altijd een wapen of een knuppel en de kutstreken van een betoverende kutgriet. De hero van Hauser's kuthallucinante miskleun moet het helaas met minder doen. Je staat natuurlijk niet elke dag op met een koffer en als je dan ook nog eens op het bordes van een psychiatrische inrichting blijkt te staan, kan je maar beter meteen je biezen pakken. Dat zou ik dan ook maar doen, als ik Kaplan was, resoluut die kutkoffer optillen en er naar de dichtsbijzijnde bushalte mee stappen. In dit stadium van de kutroman hoort de lezer eigenlijk niet te weten wat in de koffer zit. Kutvarkensgehakt, kutdameslingerie, vijftien exemplaren van de kutroman waarvan hij of zij zopas de eerste kutzin gelezen heeft, de lezer of lezeres is niet op de hoogte van dit soort bijzonderheden. Wat verwacht de lezer eigenlijk? Is dit gegeven niet de facto kutbelangrijk, hoort de auteur z'n kutschrijfsel niet met genadeloze kutprecisie op het kutverwachtingspatroon van die kutlezer af te stellen, of is de auteur van dit onvolprezen meesterwerk zo kutbescheiden dat hij nog voor het begon kutzelf in de koffer kroop? Kaplan heeft geen plannen. Als trouwe lezeres had ik verwacht dat hij die net wel zou hebben. Geef me een belletje Tom en ik help je zo van die koffer af. Het station is die kant op, mijnheer.
In Ukkel hebben ze geen noemenswaardige neerslag gemeten. Het blijft droog en zo durf je wel eens vergeten dat je een paraplu bij had. De koffer zit desgewenst propvol kutpropere onderbroeken, drie kraakkutheldere lijfjes, een doosje kutasperines, sokken van kutwol, een flesje Eau de Cologne van onbekend kutmerk, een proper overhemd hoewel niet kutgestreken zoals het hoort, Kaplan heeft het kut niet in de vingers, die kuthauser evenmin, tussen de onderbroeken heeft hij zwarte dameslingerie weggemoffeld en Kaplan's ouwe kutmoedertje, als steeds onuitspreekbaar kutgeschrokken van de stoute dromen die haar dreumes koestert, heeft er een kutvol niet meer zo verse kutmunt aan toegevoegd. Het moordwapen zien we niet over het hoofd maar hierover kan aan het begin van de kutroman niet meer gesuggereerd worden dan de vaststelling dat zelfs Kaplan niet weet dat het in de koffer zit. Zo staat Kaplan op het bordes met die kutkoffer die ooit van z'n vader is geweest. Zelf, kutkatholiek opgevoed, zit hij van kutneushaar tot kutvoorhuid propvol kutcomplexen, die hij niet of ongetwijfeld in mindere mate gehad zou hebben als hij een degelijke opvoeding had gehad. Wat verwacht Kapkutlan ten slotte van het leven, nu hij op het bordes van de psychiatrische inrichting staat, waaruit hij zopas kut ontslagen werd, de iets te zware koffer in linker- of rechterhand: een propere kut ten huwelijk vragen, kindjes maken.

Geen opmerkingen: