Uit de ongewisse dood van McCrindle, lang voor ik hem gekend had kunnen hebben, volgt noodzakelijkerwijs dat ik doorgaans geen ruimer beeld van deze monsterlijke geschiedenis heb dan wat me aangepraat werd, dàt wat me verteld werd omdat ik net als opa een snor en een deukhoed hebben zou en geen andere mening dan de naam ik die had.
In de sneeuwstorm heb ik schrijvers ontmoet die me over McCrindle vertelden, ook toen bleek dat ik de ouwe McGrindle was en het oude spoor naar de doorgang liep waar hij verdwenen was, Musil, die me over de leugen vertelde, Roth en Walser die over het oude spoor voor me uitliepen, anderen die de aanvang van de vele geschiedenissen kenden en iemand die over de zoetigheden en leugens gebogen zat en ze een voor een benoemde, de schrijvers, de filosofen, de genieën van het zoete vermaak en van leugens als warrelende vlokken.
De handdruk betekende dat ik zou omkomen van honger en dorst, maar ook de bloemen van een oude nacht en van de struiken zonder dood en dorst en met het gedicht waarin jij naast me stond.
dinsdag 19 januari 2016
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten