dinsdag 26 februari 2008

intermezzo

Interessante verschuiving van de ik-vorm: het werpende wijfje eigent zich het werpsel toe, het geworpen ding blijft haar toebehoren. 'Ik lust geen brood, zegt ze,' zal ze over haar worp zeggen, alsof ze het over zichzelf heeft. Ze zal de afstand tot het geworpen ding nooit anders zien dan een denkbeeldige afstand. (iemand werpt een keitje - het keitje huppelt over het water - danst over het water en heeft er plezier in - giet zichzelf in wijde teugen over het rimpelloze vlak van eind en begin)
De alles opetende ik-vorm is zich van geen andere afstand bewust, alle afstanden bevinden zich binnen de microcosmos van het verbluffende en unieke zelfbesef, Kaapstad, Ik-ter-Jije, Darfoer en Sao Paolo zijn glinsteringen op het puntje van een en hetzelfde ogenblik, één voetstap of honderdduizend voetstappen - er is geen andere wereld, geen ander moment dan de eeuwigdurende barensnood. (als de spiegel aan diggelen gaat, is er het binnendringen in de volheid van de spiegel,
ook is er altijd iemand die zich over de scherven ontfermt, een lakei die zich contractueel beperkt weet tot het hoogst noodzakelijke, iemand die de dingen doet en zich tot het doen van die dingen beperkt, iemand die geen boeken leest mits de net zo vaak ontstolen nachtrust een moment van zichzelf optillende bladzijden met zich brengt - en in die rust van het optillen van bladzijden het altijd andere en eendere, een wirwar herleid tot de grammaticale simpelheid van een handeling zonder over die handeling na te denken)
Het prachtige gewelf van de oude boom. De ziedende stilte van het andere ogenblik.

Geen opmerkingen: