Op 29 februari 1912 schrijft Henri Matisse vanuit Tanger, waar hij op dat moment in het Hôtel de France logeert, aan Charles Camoin, die zich in Parijs bevindt:
Mon cher ami,
Nous t'envoyons de Tanger nos amitiés. Après avoir vu la pluie tomber pendant quinze jours et autant de nuits, nous jouissons du beau temps et de la végétation qui est tout à fait luxuriante. Je me suis mis au travail, et je ne suis pas trop mécontent, quoique ce soit bien difficile; la lumière est tellement douce, c'est tout autre chose que la Méditerrnanée. Et toi? Compliments à Mme Charmy.
A toi.
Gisteravond. Ik had een route genomen die dwars door de Camargue liep, van Aïgues-Mortes naar les Saintes-Marie. Halverwege die route (witte paarden, rietkragen, nauwkeurig ingevulde vertes) eindigt het wegje aan een waterloop. In Im Laufe der Zeit van Wim Wenders gebeurt ook iets dergelijks. Daar belandt het personage, het blijkt om een van de hoofdrollen te gaan, in de rivier. Ik kom tot stilstand aan een bord waarop de mededeling BAC AU SAUVAGE staat:
BAC AU SAUVAGE
passage gratuit
free crossing
Horaires de service
Avril à Septembre : 6h-12h et 13h30-20h
Octobre à Mars : 6h30-12h et 13h30-19h
TOUTES LES 1/2 HEURES
Een veerboot, of liever, tje, platte, metalen sloep waar maximaal 10 auto's op kunnen, met een cabine aan die zijde waar wij er op kunnen, wij want ik ben niet de enige die voor het Bac Au Sauvage tot stilstand kwam. St-Marie-de-la-Mer, waar Paustovskij het over heeft in een van de zeven delen van zijn autobiografie, ik was er in 1977, september 1977, is, of liever, was. Ik heb de zin die ik schrijven wou aan te passen: het St-Marie-de-la-Mer van Paustovskij, het St-Marie-de-la-Mer waar ik eind jaren zeventig op een keistrand stond, hield op te bestaan. Het huidige St-Marie-de-la-Mer is een toeristisch resort met honderd restaurants en twintig hotels, er lopen duizend mensen over straat, allemaal in short, er is een yachthaven, ze hebben er ook een rondpunt en verkeersborden. De leegheid van wat ik niet eens mensheid durf te noemen, is nergens zo duidelijk merkbaar als in een toeristisch resort.
Ik reed naar Arles, zocht het eerste het beste hotel, en stuurde Rokus een berichtje met de mededeling dat ik in Arles was.
In Sête, waar Georges Brassens begraven ligt, meteen ook de enige reden waarom ik naar Sête reed, ontmoette ik Joëlle, op het kerkhof waar Paul Valéry en Jean Vilar onder de zoden liggen. Mijn hekel aan kerkhoven is absoluut, wat voor een groot deel samenhangt met de religieuze tendens van zo'n kerkhof. Religie is het meest achterlijke van wat we produceren, en zo'n kerkhof ligt daar toch altijd maar als het terroir van een imbeciel misverstand.
Joëlle woont in de buurt van Narbonne. Elk jaar komt ze Brassens een bezoekje brengen, maar op dit kerkhof ligt hij niet. Hier hebben ze Vilar en Valéry. Valéry, quand même, zegt ze, homme de droite.
Brassens ligt op een kerkhof dat zich aan de westelijke stadsrand bevindt, richting Béziers, zegt ze. J'avais une sensation de liberté, zegt ze. Ze bedoelt dat ze het best aardig vindt dat we hier op dit kerkhof, waar Valéry begraven ligt, een praatje hebben. En dan gaat ze zingen. Ze zingt een chanson van Georges Brassens.
maandag 9 september 2013
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten