Eerst aan de telefoon Oolf met een mededeling, dat hij wat later komt. Hoeveel later houdt het midden tussen vier bladzijden Voskuil en trage stoelgang. Dit amper via de gehoorbuisjes tot mij genomen hebbend toetert Frips in de nog warme en vochtige oorschelp. (adjectieven te wijten aan niespuin) En ik vroeg: Marc is aan het wachten waar? Op het woonerf, zegt ze, alsof ik dat soms niet kunnen weten had, waarna ik een ondergefrankeerde tirade over me heen krijg. Derwijze door temperamentvol gekijf aangemaand tot plotse spoed ben ik gedurende enige tijd aan het fietsen. Luttele ogenblikken later beland ik hierdoor ter hoogte van Ham, huisnummer 74, en vertoef er in het gezelschap van Johan Joos. Joos die zich taai hield maar toch reeds sporen van een zekere rusteloosheid vertonen mocht. En waar was Marc? Op het woonerf, op het woonerf jongen, op het woonerf. Dus ik bel Marc. En Marc: waar staan te wachten wij. Waar en wat en hoe, waarom. Dat wij dus hier in Ham op hem en hij aan crox op ons. Staan hier te wachten dus, Joos gekromd, ik toegetakeld met een wollen muts, de ogen een kanteling bijtijds in een verte van de bijna lege straat. En aan de hoek? En aan de hoek nog zo'n straat. En daar, voorbij de Congostraat, aan het kruispunt waar een lijnbus draait, is een Turkmeen in donkergrijs kostuum, hij laat de auto uit en verdwijnt weldra uit beeld terwijl dichterbij een jonge vrouw aan de halte van de bus die zopas om de hoek verdween tot wachten kwam. Zo staan te wachten Joos en ik nadat het in de garage tot een confrontatie met de werken komt. En staan opnieuw te wachten met Marc erbij tot Oolf belt en resumeert dat hij ter hoogte van nummer 117 is aanbeland.
-Ham 117?
Dat is precies gelijk drie plaatsen tegelijk. En drie plaatsen tegelijk, waar is dat.
-Luistert, Oolf, wat staat gij daar te doen.
-(kalm, onverstoorbaar) Omdat ge Ham 117 hebt gezegd.
-We staan op de stoep voor huisnummer 74.
-74?
-117 had ik verkeerd ingeschat.
-En waar is dat?
-'t Is een zwarte gevel, ge kunt niet missen.
Kinderstemmen. Het middaguur van een grijze dag. Olifant komt een kijkje nemen. In de corridor is het deksel van een van de kokers gewaaid. Oolf en Joos sleuren een tafel naar het woonerf. Marc test de lichtmeter. In de grote zaal was er te weinig licht. De tafel komt omgekeerd en schuin tegen de taxushaag van de buren terecht, een op het eerste wat rare maar aanvaardbare constructie die dient als steun voor de vellen papier. Van elk gedicht neemt Marc drie foto's, voor de zekerheid, met een Canon van 8 megapixels. Van tijd tot tijd likt een vleugje wind aan de zijkanten van het papier. Het grijze weer is precies wat we nodig hebben. Een van de titels is SCORDATURA. Staat niet in het woordenboek en in Thijsse, Geïllustreerde Flora van Nederland, komt het evenmin voor. Drie hoofddeksels: een klak, een muts, een hoed. En de cirkelzaagfuga. 'Ja, die vingers...,' zegt de hoofdredacteur, die zich hoogst persoonlijk over de consequenties van het zuchtje wind en het schuine tafelblad bekommert, 'die ga ik wegfilteren. Dat is geen probleem.'
-En die dingen hier allemaal?
Joos wijst een miniatuurpaardebloem aan die tussen de voegen van de betegeling tot ontplooiing en wasdom kwam, en voorts ook wat mos en kleinere gewassen.
Dat, zegt Marc, gaat er niet op staan.
Dus hoeven we het evenmin weg te nemen, bedenk ik opgelucht.
Na de grotere de kleine gedichten, alles in dat onnavolgbare handschrift van Joos. De schoolbel schilt het speelplein.
Van de gedichten, ontdekken we, zijn er enkele die onder de scanner kunnen. Marc steekt de terrasstraler aan, paddestoel en paraplu. We drinken koffie en genieten na van een vruchtbare en betekenisvolle dag.
Envoie. Eerst moet ge een BV zijn. Dan kunt ge u door een ghostwriter een boek laten schrijven. Zo gaat dat.
dinsdag 4 december 2007
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten