Tegen de middag spring ik aan de Schaapmarkt bij de Griffie van Koophandel binnen. Het is onduidelijk wie aan het hoofd staat van de hier te werk gestelde en in kommaneukerij gespecialiseerde ambtenaren. De Grote Kommaneuker is ongetwijfeld een schriel mannetje in een grijze kiel, gladgeschoren en samengesteld uit brokstukken schaambeen wat bij ambtenaren van dit slag een klassieker is. Aan de Schaapmarkt, het is vrijdag, staat een gids van de stadsdienst een van de gebouwen aan de overzijde van het straatdek te bespreken. Er worden wat foto's gemaakt. Voorbereid op het gebruikelijke scenario - in ontbinding verkerende dames die met een dunne en moeizame glimlach het woord nee uitspreken - muteer ik in Androïdus Apekots, een op het minzame gezelschap van kommaneukend stadspersoneel ingestelde androïde, iets waar een zekere naïviteit bijhoort meen ik, en bij die naïviteit natuurlijk ook de gebruikelijke portie savoir faire. In de doorgang stuit ik op een weerzinwekkende geur. Aan de infobalie zit niemand. Normaal gesproken zit hier een dame maar die is er dit keer niet. Aan een glazen deur, de deur geeft op een koertje uit, kleeft een papier met de mededeling dat ze die deur gesloten willen. Andere deuren staan wijd open, een deur die toegang verschaft tot de toiletruimte en een identieke deur die op een smalle doorgang uitgeeft waar de vloer pas gedweild is. In het gebouw hangt een sfeer van 'après nous déluge XL'. De griffie zetelt op het eerste, ik ben er vaker geweest. Vandaag is er niemand. De plek maakt een desolate indruk. Het lijkt ondenkbaar, lachwekkend en volstrekt ongeloofwaardig dat ik er ooit in geslaagd ben om hier een ledenlijst te deponeren. De afdeling die zich met vennootschappen en vzw's bezighoudt, is ter linkerzijde. Dat staat keurig aangegeven met richtingwijzers die ook de andere departementen aanduiden. Rechtsop is een doorgang naar het kantoor van de hoofdgriffie. Ergens verweg in een andere dimensie van het gebouw is de stem van een dame. Ik stap rechtsop en beland voor een met zwart leder afgewerkte deur. De gang linksop, voorbij de lederen deur, eerst smal, verderop breder, lijkt op een van die smalle straatjes in het geheime centrum van Màlaga centro, zonder het stoffige zonlicht en zonder de vochtkringen van urine en braaksel. Een benauwende, bijna angstwekkende properheid. Kale muren. Het ontbreekt de ambtenarij aan visie. Je zou de ruimtes waar je dag in dag uit werken moet toch net zo goed gezellig kunnen inrichten of op zijn minst in de vaas met plastiekbloemen pissen. Ik maak rechtsomkeert en duw de zwaaideur open van de ruimte waar zich de balie van het departement Vennootschappen en Vzw's bevindt. Midden het lokaal staan lege wandkasten, stoelen, banken en tafels die door het Gild der Kommaneukers in chaotische ledigheid achtergelaten werden alsof ze er hals over kop vandoor gingen nadat op een van de verdiepingen cholera uitgebroken was.
Aan de straatdeur is een papier bevestigd: VERHUISD NAAR DE OPGHEËISTENLAAN staat er in een op de komma na wat slordig en haastig handschrift en met een H die er volledigheidshalve als overbodig rekwisiet aan werd toegevoegd.
In de krantenwinkel aan het Belfort heeft de gerant wel zin in een praatje. Die boeken die De Morgen de hele tijd door loost, vindt hij maar niets. Trouwens, in De Sleghte liggen ze aan 6 euro terwijl hij ze aan 7 euro slijten moet. Hij is een boekenlezer. Zo'n detective gaat er wel in, zegt hij opgewekt. Hij rommelt in een fichebak en pulkt een titel tevoorschijn, iets van Bavo Dooghe. Is niet vertrouwd met Leonard en Chandler, van wie hij de naam noteert.
In de croxruimte tref ik Frips en Marc aan. Frips informeert me over de stand van zaken. 'Olifant is hier al geweest, zodra de deur open was kwam ze binnen en ze sprong op mijn schoot, en nu jij er bent komen we aan twee bezoekers.' De andere bezoeker heet Karel en zit welgemutst van een vrij moment te genieten. Hij informeert hoe het met de Saeco koffiemachine zit, of we die soms gedumpt hebben. Het gesprek komt op de Ikea van Smetlede. Daar hebben we onder andere de ijskast en het barmeubilair gekocht en de lederen fauteuils kregen we er gratis bij. Lu springt binnen en die euh, die meneer die haar altijd vergezelt, hoe heet ie weer. 'Afkicken.' Ze komen van Lineart, kennen het werk van Kurt Duyck. Het werk van Kurt wordt vrij algemeen als opmerkelijk tot zeer interessant ingeschat. Merlyn vindt er niets aan, hij heeft het meer voor het werk van Stef. Lucia zou veel werk hebben dus is het maar de vraag of ze tijd vrijmaken kan om de crox-encyclopedie te repareren.
Marc opent de site van Nicéphore Niépce. Die Nicéphore Niépce zou de allereerste foto gemaakt hebben, 'Paysage à Saint-Loup de Varennes'. In 1827 was dat. De opname toont een grijs en schimmig landschap en is gemaakt vanuit een raam op het eerste. Marc is er geweest. Hij wou een foto maken vanuit datzelfde raam maar dat mocht niet. Saint-Loup de Varennes is vlakbij Chalons-sur-Soâne. Er is onderzoek verricht naar de plaats waar Nicéphore de camera opgesteld zou kunnen hebben. Ze ontdekten dat er geen raam was, het raam zat op een andere plek. Dus gingen ze onder het plaasterwerk zoeken en daar ontdekten ze het oude raam en dat zat inderdaad exact daar waar ze het verwacht hadden. De Gebroeders Niépce hebben nog andere uitvindingen op hun naam staan, le vélocipède (een loopfiets), de pyréolophore en 'la machine de Marly'. Nadar, nog zo'n pionier van het lichtdrukmaalprocédé, had een passie voor ballonvaart. Daar kwam telkens zo'n massa volk op af dat er niets anders op zat dan een transporteerbare afsluiting te fabriceren, legt Marc uit, een product dat we nu nog altijd kennen als de nadarafsluiting.
En zo, beste jongens en meisjes, werd het dus toch nog een leerrijke dag.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten