dinsdag 6 augustus 2013

Robberechts

In Aankomen in Avignon (Manteau 1970) staan best veel bizarre woorden en zinswendingen waarvan het merendeel, dunkt me, toe te schrijven is aan de Franse opvoeding van een auteur die later uitsluitend in het Nederlands schreef.
Op bladzijde 7 bv. staat er door de verschillende oponthouden; in het Nederlands kent het woord oponthoud geen meervoud, dacht ik. Had hij in het Frans geschreven - ik beperk me tot wat ik bij Wolters aantref, de door P. A. Messelaar en Th. Venckeleer geheel opnieuw herziene dertiende druk van het door Herckenrath en Dory samengestelde Frans woordenboek (Wolters-Noordhoff Groningen, 1985) - dan had de auteur het woord arrêt gebruikt of halte, of délai misschien, terwijl ook retard en séjour kunnen. Al die woorden, op retard na, hoewel ik dat niet 100% zeker ben, hebben wel een meervoudsvorm: mes séjours à Islamabad... mes délais aux musées d'art contemporaines quelconque... les haltes pendant ma lecture d'un récit fascinant et difficile... mes arrêts matinals au fond du jardin...
Het typeert Robberechts dat hij zich al meteen op bladzijde 7, de eerste bladzijde, verontschuldigt omdat hij, nadat hij eerder al Tegen het personage gepubliceerd had, weer aan een boek zonder personages begint; desgewenst kan je de auteur het hoofdpersonage noemen en de mensen die hij ontmoet telkens hij in Avignon of in de buurt van Avignon is nevenpersonages, zelden belangrijker dan het oogmerk van zijn onderzoek: aankomen in Avignon. Het regent treintabellen, straatnamen, meisjes, onzekere tijdstippen. Daarop antwoorde men - de taalfout neem ik over uit het origineel - dat hij wel behoort te weten, dat iemand die geen beroepsreiziger is zich niet "zo maar", niet "straffeloos" gedurende acht jaren gemiddeld drie- en misschien wel viermaal per jaar telkens op dezelfde plaats, zowat negenhonderd kilometer van zijn geboortestad, heeft bevonden; dat zijn beschouwing van die plaats, en door de verschillende oponthouden, en door hun vaak buiten de vakantietijden vallende data... Wat de auteur een bladzijde later afrondt met de opmerking dat het relaas voor een historicus, voor een geograaf, et cetera, wellicht onbevredigend want te fragmentair is, maar juist door haar toevalligheid, haar lichamelijke, synthetische argeloosheid, de mogelijkheid biedt tot een verkenning ( ), tot een gewoonmenselijke mededeling die juist dat zou verzadigen in ons wat alle wetenschappelijke geschriften onbevredigd laten. Op bladzijde 9 staat het volgende: een defect dat de vervanging vergde van motoronderdelen die men in het toenmalige Frankrijk nog maar in Parijs kon verkrijgen; De zin is van begin tot eind buitensporig ingewikkeld: er was een defect aan de auto en de onderdelen die ze nodig hadden waren alleen in Parijs te vinden. De van het gangbare Nederlands afwijkende syntaxis, wat de auteur de hele tijd door achter zich aansleept, niet altijd maar toch best vaak genoeg dat het opvalt, is één van wellicht drie of vier redenen, dat één van wellicht drie of vier had Robberechts zelf geschreven kunnen hebben, waarom ik me zo graag met Robberechts bezig hou. Ik reis in een vertrouwde en toch volstrekt unieke taal.

Bladzijde 32: Hoe links, hoe stuntelig voelde hij zijn lichaam. Dat lijkt afgeleid van sentir son corps, of iets in die trant, terwijl hoe stuntelig voelde zijn lichaam, zonder die derde persoon enkelvoud, strakker zit. Van het lichaam van de derde persoon enkelvoud, het hoofdpersonage van Aankomen in Avignon, hoort in het Nederlands niet nog eens duidelijk gemaakt te worden dat het zijn of haar lichaam is. Dat weten we. Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie het lichaam is. Yannick Franck, née à Liège, francophone, hij woont sinds jaren in Gent en spreekt een mondje Nederlands, zou het net zo gezegd hebben: hoe stuntelig voelde ik mijn lichaam. Of: hoe stuntelig voelde haar lichaam. In het Nederlands heb ik het bij voorkeur zonder dat bezittelijke voornaamwoord, in het Frans met.

Geen opmerkingen: